Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
Afdeling 12.1 Commissie voor de milieueffectrapportage
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Artikel 12.1 (samenstelling commissie) [artikel 17.5, derde lid, van de Omgevingswet]
Het maximale aantal plaatsvervangend voorzitters komt overeen met het maximum dat de Kaderwet adviescolleges stelt aan het aantal leden van adviescolleges. Omdat artikel 10 van de Kaderwet adviescolleges niet van overeenkomstige toepassing is verklaard, wordt het maximale aantal in dit artikel bepaald. Veertien plaatsvervangend voorzitters en een voorzitter wordt voldoende geoordeeld om de taak van de Commissie voor de milieueffectrapportage goed te kunnen uitoefenen.
De minister van Infrastructuur en Waterstaat is niet gehouden het maximale aantal plaatsvervangend voorzitters ook daadwerkelijk te benoemen. De samenstelling zal in samenspraak met de voorzitter van de Commissie voor de milieueffectrapportage worden bepaald.
Artikel 12.2 (secretaris en bureau) [artikel 17.5, derde lid, van de Omgevingswet]
De Commissie voor de milieueffectrapportage beslist zelf over de keuze voor een secretaris. Deze is dan ook slechts verantwoording schuldig aan de Commissie. Om haar taak goed te kunnen uitoefenen heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage behoefte aan een bureau dat ondersteuning biedt. Hiervoor wordt niet meer geregeld dan dat de secretaris leidinggeeft aan dat bureau.
Artikel 12.3 (jaarverslag) [artikel 17.5, derde lid, van de Omgevingswet]
Adviescolleges als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges moeten jaarlijks voor 1 april een jaarverslag over het voorafgaande kalenderjaar aan de verantwoordelijke minister uitbrengen. Artikel 28 van de Kaderwet adviescolleges is niet van overeenkomstige toepassing op de adviesorganen, bedoeld in afdeling 17.1 van de Omgevingswet. Daarom bepaalt artikel 12.3 van dit besluit dat de Commissie voor de milieueffectrapportage voor 1 april van ieder jaar verslag uitbrengt aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 12.4 (samenstelling werkgroep) [artikel 17.5, derde lid, van de Omgevingswet]
Eerste lid
De Commissie voor de milieueffectrapportage adviseert op grond van artikel 17.5, eerste lid, van de Omgevingswet het bevoegd gezag over het milieueffectrapport.
Een milieueffectrapport kan betrekking hebben op een grote verscheidenheid aan projecten, plannen en besluiten en voor het kunnen adviseren daarover moet de Commissie voor de milieueffectrapportage beschikken over een evenzo grote verscheidenheid aan deskundigheden.
Voor het advies wordt door de voorzitter of zijn plaatsvervanger een werkgroep samengesteld van deskundigen.
Tweede lid
Deze mededeling stelt het bevoegd gezag in staat zich een mening te vormen over de samenstelling van de werkgroep. In het bijzonder vanwege artikel 17.5, tweede lid, van de Omgevingswet, is het wenselijk dat het bevoegd gezag inzicht heeft in de personele samenstelling van de werkgroep die het advies uitbrengt. Dit stelt het bevoegd gezag in staat om eventuele kennis over betrokkenheid van een deskundige in de werkgroep tijdig ter kennis te brengen van de Commissie voor de milieueffectrapportage.
Derde lid
Het voorzitterschap van een werkgroep is opgedragen aan de voorzitter of een van de plaatsvervangend voorzitters van de Commissie voor de milieueffectrapportage. Hiermee wordt beoogd continuïteit en consistentie in de advisering te waarborgen.
Vierde lid
Het advies wordt door de werkgroep uitgebracht onder verantwoordelijkheid van de Commissie voor de milieueffectrapportage. Het advies van de werkgroep geldt als het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage. In combinatie met het grote aantal benoemingen dat gedurende een jaar te verwachten is, is dat reden om de benoeming van deskundigen in een werkgroep niet aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat maar aan de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter van de Commissie voor de milieueffectrapportage op te dragen.
Vijfde lid
Dit lid biedt een oplossing voor die gevallen waarin onverhoopt na het samenstellen van de werkgroep blijkt dat een deskundige niet voldoet aan het vereiste van niet betrokkenheid, zoals vastgelegd in artikel 17.5, tweede lid, van de Omgevingswet. Verwacht mag worden dat een deskundige die op enigerlei wijze betrokken is bij het project, plan of besluit dat zelf tijdig meldt bij de Commissie voor de milieueffectrapportage, maar dit lid regelt de situatie waarin die betrokkenheid pas op een later moment tot uiting komt.
Artikel 12.5 (advisering door werkgroep) [artikel 17.5, derde lid, van de Omgevingswet]
Eerste lid
Zoals hiervoor bij de toelichting op artikel 10.4, vierde lid, is opgemerkt, geldt het advies van de werkgroep als het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage. Dit lid expliciteert dat het advies, tot het uitbrengen waarvan de Commissie voor de milieueffectrapportage op grond van de artikelen 16.37 en 16.42 van de Omgevingswet door het bevoegd gezag in staat wordt gesteld, wordt uitgebracht aan dat bevoegd gezag.
Tweede lid
Om praktische redenen hoeft de werkgroep niet unaniem te zijn in zijn oordeel bij het vaststellen van het advies. Het advies kan worden vastgesteld als een meerderheid van de deskundigen in de werkgroep daartoe besluit.
Derde lid
Als een of meer deskundigen van de werkgroep, die een van de meerderheid afwijken standpunt hebben ingenomen, menen dat het bevoegd gezag geïnformeerd moet worden over hun afwijkende standpunt, wordt dat afwijkende standpunt vermeld in het advies. Desgewenst kunnen die deskundigen voor het bevoegd gezag in een afzonderlijke nota bij het advies een nadere toelichting of onderbouwing van hun afwijkende standpunt geven.