Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 23-04-1992
- Bronpublicatie:
27-02-1992, Stb. 1992, 121 (uitgifte: 24-03-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21209 Overheid.nl: 21209)
- Inwerkingtreding
23-04-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-1992, Stb. 1992, 121 (uitgifte: 24-03-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21209Overheid.nl: 21209)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
In de bij artikel 32 van de Grondwet bedoelde openbare verenigde vergadering van de Staten-Generaal wordt door de Koning de volgende eed of belofte afgelegd:
‘Ik zweer (beloof) aan de volkeren van het Koninkrijk dat Ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven.
Ik zweer (beloof) dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al Mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat Ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden welke de wetten Mij ter beschikking stellen, zoals een goed en getrouw Koning schuldig is te doen.
Zo waarlijk helpe Mij God almachtig!’
(Dat beloof Ik!’)