Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 23-04-1992
- Bronpublicatie:
27-02-1992, Stb. 1992, 121 (uitgifte: 24-03-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21209 Overheid.nl: 21209)
- Inwerkingtreding
23-04-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-1992, Stb. 1992, 121 (uitgifte: 24-03-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21209Overheid.nl: 21209)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
Rijkswet van 27 februari 1992, houdende bepalingen inzake de beëdiging en inhuldiging van de Koning
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat, ingevolge artikel 32 van de Grondwet (Stb. 1987, 458), de wet nadere regels dient vast te stellen inzake de beëdiging en inhuldiging van de Koning;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninklijk[lees: Koninkrijk] gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: