Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/40/EG betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad
Artikel 3 Definities
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2006
- Bronpublicatie:
17-05-2006, PbEU 2006, L 161 (uitgifte: 14-06-2006, regelingnummer: 2006/40/EG)
- Inwerkingtreding
04-07-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-2006, PbEU 2006, L 161 (uitgifte: 14-06-2006, regelingnummer: 2006/40/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1.
‘voertuig’: een motorvoertuig dat onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt;
- 2.
‘voertuigtype’: een type zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, van Richtlijn 70/156/EEG;
- 3.
‘klimaatregelingsapparatuur’: apparatuur die hoofdzakelijk bestemd is om de luchttemperatuur en de vochtigheid in de passagiersruimte van een voertuig te doen dalen;
- 4.
‘dubbele verdamper’: een systeem waarin één verdamper in de motorruimte en de andere in een andere ruimte van het voertuig is aangebracht; alle andere systemen worden beschouwd als ‘systemen met één verdamper’;
- 5.
‘gefluoreerde broeikasgassen’: fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6), zoals vermeld in bijlage A bij het Protocol van Kyoto, en preparaten die deze stoffen bevatten, met uitzondering van stoffen waarvan de controle geschiedt uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen(1)
- 6.
‘fluorkoolwaterstof: een organische verbinding bestaande uit koolstof, waterstof en fluor die per molecuul maximaal zes koolstofatomen bevat;
- 7.
‘perfluorkoolstof: een organische verbinding die uitsluitend bestaat uit koolstof en fluor en die per molecuul maximaal zes koolstofatomen bevat;
- 8.
‘aardopwarmingsvermogen’: het klimaatopwarmingsvermogen van een gefluoreerd broeikasgas ten opzichte van dat van koolstofdioxide. Het aardopwarmingsvermogen (GWP) wordt berekend als het opwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar van 1 kg van een gas ten opzichte van 1 kg CO2. De toepasselijke GWP-cijfers zijn die welke zijn gepubliceerd in het derde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering. (‘2001 IPCC GWP-waarden’) (2)
- 9.
‘preparaat’: een mengsel van twee of meer stoffen waarvan ten minste één een gefluoreerd broeikasgas is. Het totale aardopwarmingsvermogen (3) van de preparaten wordt overeenkomstig deel 2 van de bijlage vastgesteld;
- 10.
‘achteraf inbouwen’: het installeren van klimaatregelingsapparatuur in een voertuig nadat het is geregistreerd.
Voetnoten
PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 29/2006 van de Commissie (PB L 6 van 11.1.2006, blz. 27).
Derde evaluatie van de klimaatverandering door het IPCC, 2001. Een rapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (http://www.ipcc.ch/pub/reports.htm).
Voor de berekening van het GWP van niet-gefluoreerde broeikasgassen in preparaten gelden de waarden die in de eerste IPCC-evaluatie zijn gepubliceerd; zie: Climate Change, The IPCC Scientific Assessment, J.T. Houghton, G.J. Jenkins, J.J. Ephraums (ed.), Cambridge University Press, Cambridge (UK), 1990.