Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 1a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
Lid 8 (nieuw) vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die op of na 31-12-2020 zijn geëindigd.
- Bronpublicatie:
31-12-2020, Stcrt. 2020, 64029 (uitgifte: 31-12-2020, regelingnummer: 2020-0000246185)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-2020, Stcrt. 2020, 64029 (uitgifte: 31-12-2020, regelingnummer: 2020-0000246185)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
1.
Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:
- a.
uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling met het totaal van haar algemeen nuttige activiteiten geen winstoogmerk heeft;
- b.
uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;
- c.
uit de regelgeving van de instelling en de feiten blijkt dat een natuurlijk persoon noch een rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen, met dien verstande dat de inspecteur, zo nodig onder door hem te stellen voorwaarden, kan toestaan dat een steunstichting en de instelling of instellingen welke door deze stichting wordt ondersteund, onderscheidenlijk worden ondersteund, over en weer kunnen beschikken over elkaars vermogen als ware het eigen vermogen;
- d.
de instelling niet meer vermogen aanhoudt dan is aangegeven in artikel 1b;
- e.
de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, ter zake van de door hen in die hoedanigheid voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet-bovenmatig vacatiegeld;
- f.
de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;
- g.
de beheerkosten van de instelling in redelijke verhouding staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de instelling;
- h.
uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt maar indien het een culturele instelling als bedoeld in artikel 1d betreft, ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft;
- i.
de administratie van de instelling zodanig is ingericht dat daaruit duidelijk blijkt:
- 1°
de aard en omvang van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden;
- 2°
de aard en omvang van de kosten die door de instelling zijn gemaakt ten behoeve van het beheer van de instelling, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de instelling;
- 3°
de aard en omvang van de inkomsten van de instelling, en
- 4°
de aard en omvang van het vermogen van de instelling, en
- j.
de instelling via internet op elektronische wijze informatie met betrekking tot haar functioneren, openbaar maakt.
2.
Een algemeen nut beogende instelling mag ter financiering van haar doelstelling commerciële activiteiten ontplooien, indien de inkomsten, zijnde het saldo van baten en lasten, gerealiseerd met die activiteiten, in overeenstemming met artikel 1b, binnen een redelijke termijn geheel of nagenoeg geheel ten goede komen aan die doelstelling.
3.
De beschikking waarbij een instelling wordt aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling kan terugwerken tot en met een voor dagtekening daarvan gelegen datum.
4.
De inspecteur maakt het aanmerken van een instelling als een algemeen nut beogende instelling op een daartoe geschikte wijze publiek bekend. Het niet meer als zodanig aanmerken wordt ook op een daartoe geschikte wijze publiek bekendgemaakt.
5.
Onder algemeen nuttige activiteiten worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: alle activiteiten die erop zijn gericht om de doelstelling van een algemeen nut beogende instelling te verwezenlijken of te bevorderen. Activiteiten zijn geen algemeen nuttige activiteiten indien de instelling het geheel van die activiteiten tegen commerciële tarieven verricht.
6.
Onder commerciële activiteiten worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: het tegen commerciële tarieven verrichten van werkzaamheden of verlenen van diensten met het oogmerk hiermee ter financiering van de algemeen nuttige activiteiten van de instelling een positief resultaat te behalen.
7.
De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, bestaat ten minste uit:
- a.
de naam van de instelling;
- b.
het nummer, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, van de instelling, dan wel ingeval de instelling buiten Nederland is gevestigd, het voor deze regeling door de Nederlandse Belastingdienst verstrekte fiscale identificatienummer;
- c.
het post- of bezoekadres, dan wel het telefoonnummer, dan wel het e-mailadres van de instelling;
- d.
de doelstelling volgens de regelgeving van de instelling;
- e.
de hoofdlijnen van het actuele beleidsplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, van de instelling;
- f.
de bestuurssamenstelling, het beloningsbeleid van de instelling en de namen van de bestuurders, met uitzondering van:
- 1°
de namen van bestuurders van kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, en
- 2°
de namen van bestuurders waarvoor de inspecteur op verzoek van de instelling ontheffing verleent omdat is aangetoond dat publicatie van deze namen een reëel gevaar oplevert voor de persoonlijke veiligheid van deze bestuurders of van hun familieleden;
- g.
een actueel verslag van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de instelling;
- h.
de balans en de staat van baten en lasten, met toelichting, van de instelling dan wel, indien het instellingen betreft die niet actief geld of goederen werven onder derden en die het aan hen ter beschikking staande vermogen of de opbrengsten daarvan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend besteden ten behoeve van hun doelstelling (zuivere vermogensfondsen) of indien het kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd betreft, de staat van baten en lasten en een overzicht van de voorgenomen bestedingen, met toelichting.
8.
De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, wordt openbaar gemaakt met gebruikmaking van een van de door de inspecteur vastgestelde standaardformulieren indien sprake is van een instelling:
- a.
die in het betreffende boekjaar niet actief geld of goederen wierf onder derden en totale lasten had van ten minste € 100.000;
- b.
die in het betreffende boekjaar actief geld of goederen wierf onder derden en totale baten had van ten minste € 50.000.
9.
De informatie, bedoeld in het zevende lid, onderdeel h, wordt telkens binnen zes maanden na afloop van het boekjaar openbaar gemaakt.