Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 1b
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2012. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
19-06-2012, Stcrt. 2012, 12737 (uitgifte: 22-06-2012, regelingnummer: DB2012/248)
- Inwerkingtreding
23-06-2012, terugwerkend tot: 01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2012, Stcrt. 2012, 12737 (uitgifte: 22-06-2012, regelingnummer: DB2012/248)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
1.
Een algemeen nut beogende instelling houdt niet meer vermogen aan dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de instelling.
2.
Onder vermogen dat nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden begrepen:
- a.
vermogen of bestanddelen daarvan die krachtens uiterste wilsbeschikking of schenking door de instelling zijn verkregen, en die op grond van aan die uiterste wilsbeschikking of schenking verbonden voorwaarden, al dan niet in reële termen, in stand moeten worden gehouden;
- b.
vermogensbestanddelen voor zover de instandhouding daarvan voortvloeit uit de doelstelling van die instelling, en
- c.
activa en voor de voorziene aanschaf van activa aangehouden vermogensbestanddelen, voor zover een instelling die activa redelijkerwijs nodig heeft ten behoeve van de doelstelling van de instelling.
3.
De algemeen nut beogende instelling vermeldt in haar financiële administratie het doel waarvoor het vermogen wordt aangehouden, alsmede een motivering voor de omvang van dat vermogen.