Einde inhoudsopgave
Besluit omzetbelasting terbeschikkingstelling personeel
4.3 Uitlenen van personeel als nauw samenhangende prestatie binnen de Wmo- zorg of de Jeugdzorg
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2024
- Bronpublicatie:
07-06-2024, Stcrt. 2024, 17448 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-13855)
- Inwerkingtreding
15-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-06-2024, Stcrt. 2024, 17448 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-13855)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Omzetbelasting / Vrijstelling
Met ingang van 1 januari 2021 is het ter beschikking stellen van personeel door een ondernemer die Wmo-zorg verleent aan een andere ondernemer die Wmo-zorg verleent, vrijgesteld van btw.1. Eveneens geldt sinds 1 januari 2021 een wettelijke vrijstelling voor het ter beschikking stellen van personeel door een ondernemer die Jeugdzorg verleent aan een andere ondernemer die dit personeel inzet voor Jeugdzorg.2. Deze vrijstellingen zijn gebaseerd op artikel 132, lid 1, letter g en letter h, van de btw-richtlijn.
Voorwaarden voor de toepassing van deze vrijstellingen zijn:
- a.
het personeelslid wordt ter beschikking gesteld door een uitlener die voor zijn primaire activiteit onder de wettelijke vrijstelling voor Wmo-zorg of Jeugdzorg valt;
- b.
het personeelslid wordt ter beschikking gesteld aan een inlener die voor de prestaties waarvoor het personeelslid wordt ingezet onder dezelfde vrijstelling valt als de primaire activiteiten van de uitlener;
- c.
de terbeschikkingstelling van het personeel is onontbeerlijk voor het verrichten van deze vrijgestelde prestaties; en
- d.
de terbeschikkingstelling van het personeel strekt er niet in hoofdzaak toe extra opbrengsten te verkrijgen met prestaties die worden verricht in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemers die aan de heffing van btw zijn onderworpen.
Met de voorwaarde onder c wordt bedoeld dat zonder het ter beschikking stellen van het personeelslid niet hetzelfde niveau of dezelfde kwaliteit van de Wmo- en Jeugdzorg door de inlener kan worden verzekerd. Aangenomen kan worden dat aan voorwaarde onder d is voldaan als de vergoeding voor het ter beschikking stellen van het personeelslid beperkt blijft tot de brutoloonkosten van dat personeelslid. Tevens geldt dat het berekenen van een redelijke kostenvergoeding van maximaal 5% van de brutoloonkosten voor de werkzaamheden die zijn verbonden aan het optreden als formeel werkgever geen reden is om de vrijstelling buiten toepassing te laten. Als de uitlener extra opbrengsten verwerft boven dit percentage dan is de gehele vergoeding belast als met de terbeschikkingstelling in concurrentie wordt getreden met commerciële ondernemers die vergelijkbaar personeel ter beschikking stellen.
Voetnoten
Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van de wet jo. artikel 7a, vierde lid, van het uitvoeringsbesluit.
Artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet in samenhang met artikel 7, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit, de posten b 15, onderdeel a, en b 30 van bijlage B en de algemene aantekeningen bij dat besluit.