Einde inhoudsopgave
Scheepvaartreglement Eemsmonding
Artikel 18 Voorrang voor de scheepvaart in het vaarwater
Geldend
Geldend vanaf 26-06-2002
- Bronpublicatie:
26-04-2002, Stb. 2002, 299 (uitgifte: 25-06-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-06-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2002, Stb. 2002, 299 (uitgifte: 25-06-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Schepen die in een vaarwater varen, hebben voorrang ten opzichte van schepen die
- a.
het vaarwater invaren,
- b.
het vaarwater kruisen,
- c.
in het vaarwater keren, of
- d.
hun anker- of ligplaatsen verlaten.
2.
Schepen die zich in een vaarwater bevinden hebben voorrang boven schepen die dit vaarwater vanuit een aftakking of een uitmonding invaren.
3.
Indien schepen van beide zijden een engte naderen die niet met zekerheid voldoende ruimte voor een gelijktijdige doorvaart biedt, of een door het verkeersteken A.2 van Hoofdstuk I van bijlage 1 gekenmerkte plaats van het vaarwater, heeft in aan getijden onderhevige wateren het stroomafwaarts varende schip voorrang en bij stilstaand water het schip dat daarvóór tegen de stroom in gevaren heeft. Het tot wachten verplichte schip wacht zolang buiten de engte, tot het andere schip gepasseerd is.
4.
Het schip dat voorrang dient te verlenen, maakt tijdig door zijn vaargedrag kenbaar dat het zal wachten. Het is verboden door te varen, als niet kan worden overzien dat de scheepvaart niet wordt belemmerd.
5.
De bevoegde autoriteit kan voor bepaalde plaatsen, binnen vaargebieden en tussen bepaalde schepen afwijkende voorrangsregels vaststellen.
6.
Zeilschepen dienen in het vaarwater voor elkaar uitsluitend overeenkomstig de Internationale Bepalingen uit te wijken wanneer ze daardoor schepen die voorrang hebben niet in gevaar brengen of hinderen.