Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 8.4.110 [Eisen koplamptestapparaat]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 63953 (uitgifte: 22-11-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/202498)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 63953 (uitgifte: 22-11-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/202498)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Het koplamptestapparaat voldoet aan de volgende eisen:
- a.
indien de stralenbundel van een dimlicht of mistvoorlicht op de lens van het apparaat wordt geprojecteerd, moet de lens een beeld weergeven dat in verhouding nauwkeurig overeenkomt met het beeld dat door de stralenbundel wordt gevormd op een verticale wand die zich op 10 m van het dimlicht of mistvoorlicht bevindt;
- b.
het koplamptestapparaat moet de daling van de lichtbundel weergeven in cm/10 m dan wel in procenten op 10 m. De minimale schaalverdeling moet in mm dan wel 0,1% zijn.
- c.
het projectievlak van het apparaat dient zodanig te kunnen worden versteld, dan wel moet het testapparaat het elektronisch aangeven, dat hierop direct de minimale en maximale hoogte-afstelling van de dimlichten en de mistvoorlichten voor iedere beladingstoestand van alle voertuigen kan worden gecontroleerd;
- d.
de verstelbaarheid van het apparaat in verticale richting moet ten minste 90 cm bedragen. Hierbij moeten lampen die zich op 30 cm boven het vloeroppervlak bevinden gecontroleerd kunnen worden.