Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 445 [Rekening en verantwoording]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2014
- Bronpublicatie:
16-10-2013, Stb. 2013, 414 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33054)
- Inwerkingtreding
01-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-03-2014, Stb. 2014, 107 (uitgifte: 14-03-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
1.
De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende, alsmede aan het einde van zijn taak aan zijn opvolger. De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens hetwelk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt.
2.
Indien de rechthebbende niet in staat is de rekening op te nemen, of het onzeker is wie de rechthebbende is, wordt de rekening en verantwoording afgelegd aan de kantonrechter. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.
3.
De kantonrechter kan de bewindvoerder — hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve — vrijstellen van de verplichting om de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan af te leggen; hij kan ook bepalen dat deze wijze van aflegging der rekening en verantwoording slechts om een door hem te bepalen aantal jaren zal geschieden.
4.
De bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, legt jaarlijks de verklaringen en het verslag over, bedoeld in artikel 435, achtste lid.
5.
Voor het overige vindt het aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 bepaalde overeenkomstige toepassing.