Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Artikel 31 Voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2000
- Bronpublicatie:
31-01-1995, Trb. 2010, 239 (uitgifte: 27-09-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 165 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Iedere staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat hij één of meer voorbehouden maakt als bedoeld in artikel 3, zesde lid, artikel 19, derde lid, en artikel 34, vijfde lid. Er kan geen enkel ander voorbehoud worden gemaakt.
2.
Iedere staat die ingevolge het voorgaande lid een voorbehoud heeft gemaakt kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
3.
Een partij die een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot een bepaling van dit Verdrag kan geen aanspraak maken op de toepassing van die bepaling door een andere partij. Zij kan echter, indien haar voorbehoud gedeeltelijk of voorwaardelijk is, aanspraak maken op de toepassing van die bepaling voor zover zij deze zelf heeft aanvaard.