Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Artikel 34 Beslechting van geschillen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2000
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2013, 54).
- Bronpublicatie:
31-01-1995, Trb. 2010, 239 (uitgifte: 27-09-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 165 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De Europese Commissie voor Strafrechtelijke Vraagstukken van de Raad van Europa wordt op de hoogte gehouden van de uitlegging en toepassing van dit Verdrag.
2.
In geval van een geschil tussen partijen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, trachten zij het geschil te beslechten door middel van onderhandelingen of op enige andere vreedzame wijze van hun keuze, waaronder voorlegging van het geschil aan de Europese Commissie voor Strafrechtelijke Vraagstukken of aan een scheidsgerecht waarvan de beslissingen bindend zijn voor de partijen, dan wel onderwerping aan bemiddeling, conciliatie of een rechtsgang, zoals overeengekomen door de betrokken partijen.
3.
Iedere staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op een latere datum, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, verklaren dat hij, met betrekking tot een geschil betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, de onderwerping van het geschil aan arbitrage in overeenstemming met de in het aanhangsel bij dit Verdrag vervatte procedure als dwingend erkent, zulks zonder voorafgaande overeenstemming en op basis van wederkerigheid.
4.
Elk geschil dat niet in overeenstemming met het tweede of derde lid van dit artikel is geregeld, wordt op verzoek van één van de partijen bij het geschil ter beslissing voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof.
5.
Iedere staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, verklaren dat hij zich niet gebonden acht door het vierde lid van dit artikel.
6.
Iedere partij die een verklaring heeft afgelegd ingevolge het derde of vijfde lid van dit artikel, kan die verklaring te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.