Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde, van 12 Augustus 1949
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 72 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 72 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Partijen bij het conflict zullen zorg dragen, dat het begraven of verbranden der doden, hetgeen voor iedere overledene afzonderlijk zal plaatsvinden voor zover de omstandigheden zulks veroorloven, wordt voorafgegaan door een nauwkeurig en, zo mogelijk, geneeskundig onderzoek van het lichaam, ten einde de dood en de identiteit vast te stellen en het opstellen van een verslag mogelijk te maken. De helft van het tweedelige identiteitsplaatje, of het enkelvoudige plaatje in zijn geheel, zal aan het lijk bevestigd blijven.
2.
De lijken mogen alleen worden verbrand indien daarvoor gebiedende hygiënische redenen bestaan, dan wel op grond van redenen, voortvloeiend uit de godsdienst van de overledenen. In geval van verbranding zullen de omstandigheden, benevens de redenen welke daartoe hebben geleid, uitvoerig worden vermeld in de overlijdensakte of op de gewaarmerkte lijst van overledenen.
3.
De Partijen bij het conflict zullen voorts zorg dragen, dat de doden op eerbiedige wijze, zo mogelijk volgens het ceremonieel van de godsdienst welke zij beleden, worden begraven, dat hun graven worden ontzien en zo mogelijk bijeengebracht volgens de nationaliteit der overledenen, behoorlijk worden onderhouden en zodanig aangeduid, dat zij te allen tijde kunnen worden teruggevonden. Te dien einde zullen zij bij het begin der vijandelijkheden van overheidswege een Gravendienst instellen om, waar ook de graven gelegen zijn, latere opgravingen, identificatie der lijken en eventueel overbrenging naar het land van herkomst mogelijk te maken. Deze bepalingen zijn, in geval van verbranding, eveneens van toepassing op de as, welke door de Gravendienst zal worden bewaard tot het land van herkomst zijn wensen te kennen geeft ten aanzien van de uiteindelijk te nemen maatregelen.
4.
Zodra de omstandigheden zulks veroorloven en uiterlijk bij het einde der vijandelijkheden, zullen deze diensten, door tussenkomst van het in het tweede lid van artikel 16 bedoelde Informatiebureau, lijsten uitwisselen, welke de nauwkeurige ligging en de aanduiding der graven vermelden, alsmede de gegevens betreffende de daarin begraven doden.