Einde inhoudsopgave
Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen
Artikel 1:9 Samenstelling
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2006
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 2:3.
- Bronpublicatie:
05-07-2006, Stb. 2006, 361 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30386)
- Inwerkingtreding
18-08-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2006, Stb. 2006, 362 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
De bijzondere onderhandelingsgroep bestaat uit een zodanig aantal vertegenwoordigers van de werknemers van de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen, dat is gewaarborgd dat per lidstaat een lid wordt gekozen of aangewezen voor elke 10%, of een deel daarvan, van de werknemers die in de betrokken lidstaat werkzaam zijn, berekend over het totale aantal werknemers dat bij de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen in alle lidstaten tezamen werkzaam is.
2.
Indien een SE door fusie wordt opgericht zijn er van elke lidstaat zoveel extra leden als nodig is om ervoor te zorgen, dat de bijzondere onderhandelingsgroep ten minste één extra lid telt ter vertegenwoordiging van elke in die lidstaat ingeschreven deelnemende vennootschap met daar werkzame werknemers, die ingevolge de inschrijving van de SE zal ophouden te bestaan als afzonderlijke rechtspersoon.
3.
Het aantal van de in het tweede lid bedoelde extra leden bedraagt ten hoogste 20% van het totale aantal leden op grond van het eerste lid.
4.
Het tweede lid geldt niet voor zover de toepassing ervan dubbele vertegenwoordiging in de bijzondere onderhandelingsgroep tot gevolg zou hebben van de werknemers die werkzaam zijn bij een deelnemende vennootschap in een lidstaat. Van dubbele vertegenwoordiging is slechts sprake, indien de deelnemende vennootschap die op grond van het tweede lid in aanmerking komt voor een extra lid, reeds vertegenwoordigd wordt door een werknemer die werkzaam is in die deelnemende vennootschap.
5.
Indien het aantal deelnemende vennootschappen groter is dan het aantal extra leden dat krachtens het tweede en derde lid in de bijzondere onderhandelingsgroep zitting kan nemen, worden de extra zetels door vertegenwoordigers van de werknemers in verschillende lidstaten ingenomen in dalende volgorde van het aantal werknemers in die vennootschappen.
6.
Elke deelnemende vennootschap met in Nederland werkzame werknemers wordt door ten minste één lid vertegenwoordigd in de bijzondere onderhandelingsgroep, tenzij het totale aantal leden daardoor zou toenemen.
7.
Het aantal leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en de zetelverdeling wordt in overeenstemming gehouden met dit artikel. Indien het aantal leden uit een lidstaat wijzigt zonder dat met betrekking tot die zetels een nieuwe verkiezing of aanwijzing heeft plaatsgevonden, hebben de voor die lidstaat zitting hebbende leden, voor de toepassing van artikel 1:14, eerste, tweede, derde en vierde lid, en artikel 1:15, eerste en derde lid, samen zoveel stemmen als overeenkomt met het aantal leden dat voor die lidstaat krachtens het eerste lid is vastgesteld en vertegenwoordigen zij samen de in die lidstaat werkzame werknemers van de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen in een door hen te bepalen verhouding, dan wel, indien daarover geen overeenstemming wordt bereikt, naar verhouding van het aantal werknemers dat zij vertegenwoordigden voor de wijziging.
8.
Indien uit het bepaalde in de eerste zin van het zevende lid voortvloeit dat vanuit een lidstaat niet langer een lid van de bijzondere onderhandelingsgroep kan worden afgevaardigd, dan wel daaruit voortvloeit dat vanuit een nog niet vertegenwoordigde lidstaat alsnog een lid kan worden afgevaardigd, neemt de bijzondere onderhandelingsgroep geen besluiten totdat haar samenstelling en het overzicht, bedoeld in artikel 1:8, vijfde lid, zijn gewijzigd.