Einde inhoudsopgave
Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen
Artikel 9 Specifieke uitkering
Geldend
Geldend vanaf 31-01-2024
- Bronpublicatie:
24-01-2024, Stb. 2024, 12 (uitgifte: 30-01-2024, kamerstukken: 36333)
- Inwerkingtreding
31-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-01-2024, Stb. 2024, 13 (uitgifte: 30-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Staatsrecht / Decentralisatie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onze Minister kan een specifieke uitkering aan gemeenten verstrekken ter bekostiging van de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van deze wet.
2.
Bij regeling van Onze Minister kan een specifieke uitkering worden verstrekt voor:
- a.
opvangplaatsen van bijzondere aard, en
- b.
op verzoek van een gemeente voor iedere opvangplaats waarmee een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald aantal opvangplaatsen binnen een bepaalde periode wordt overschreden, uitgaande van een bepaald minimaal aantal opvangplaatsen en een minimale beschikbaarheid in tijd van deze opvangplaatsen.
De gemeente kan de uitkering besteden aan een ander doel dan de bij of krachtens deze wet gevorderde uitvoering.
3.
Na ommekomst van de in artikel 2 bedoelde periode van twee jaar verstrekt Onze Minister de provincie en gemeenten een specifieke uitkering voor iedere opvangplaats waarmee 75% van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde aantal opvangplaatsen in de provincie is overschreden. De opvangplaatsen waarvoor met toepassing van het tweede lid op verzoek van een gemeente een specifieke uitkering is verstrekt, zijn daarvan uitgesloten. De uitkering wordt verdeeld tussen de provincie en, naar rato van het aantal geboden plaatsen, de gemeenten die opvangplaatsen hebben geboden en hebben voldaan aan de in artikel 5, eerste lid, bedoelde taak. Provincie en gemeente kunnen de uitkering besteden aan een ander doel dan de bij of krachtens deze wet gevorderde uitvoering.
4.
Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de in het eerste en derde lid bedoelde uitkeringen aan provincies en gemeenten.