Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012
Artikel 19
Geldend vanaf 01-04-2013
- Bronpublicatie:
20-12-2012, Stb. 2013, 15 (uitgifte: 17-01-2013, kamerstukken: 33357)
- Inwerkingtreding
01-04-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-03-2013, Stb. 2013, 113 (uitgifte: 28-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Energierecht (V)
1.
Onze Minister kan op verzoek van een voorraadplichtige ontheffing verlenen van de artikelen 4, eerste lid, onder a, en 16, tweede lid, indien de voorraadplicht voor de voorraadplichtige leidt tot een onevenredig zware financiële belasting doordat hij
- a.
niet of slechts voor een zeer gering deel de in voorraad te houden aardolieproducten in eigendom heeft en niet of slechts in geringe mate beschikt over opslagcapaciteit voor de aardolieproducten of
- b.
in omstandigheden als bedoeld in artikel 16, vijfde lid, verkeert of dreigt te gaan verkeren of getroffen wordt of dreigt te worden getroffen door de daar bedoelde maatregelen.
2.
De ontheffing kan betrekking hebben op een deel van de verplichting of een bepaalde categorie aardolieproducten.
3.
Geen ontheffing wordt verleend indien de voorraadplichtige in dezelfde periode tegen betaling voorraden van dezelfde categorie aardolieproduct voor derden aanhoudt.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder een ontheffing wordt verleend.
5.
Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
6.
Een voorraadplichtige is verplicht zich te houden aan de opgelegde beperkingen en voorschriften.
7.
Een ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken
- a.
op verzoek van de houder van de ontheffing,
- b.
indien niet voldaan wordt aan de opgelegde beperkingen of voorschriften,
- c.
indien gedurende de looptijd blijkt dat de voorraadplichtige tegen betaling voorraden van dezelfde categorie aardolieproduct voor derden aanhoudt of
- d.
ambtshalve, indien dit naar het oordeel van Onze Minister om gewichtige redenen noodzakelijk is.