Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel 13 [Teruggaaf voor auto's voor geldtransport]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2006
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met art. II, onderdelen B, C en D van de Wet van 05-04-2006, Stb. 194.
- Bronpublicatie:
28-06-2006, Stb. 2006, 313 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2006, Stb. 2006, 290 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
1.
De in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de wet bedoelde teruggaaf wordt slechts verleend indien:
- a.
direct achter de bestuurderszitplaats een vaste wand van kogelvrij materiaal is aangebracht over de gehele breedte van de personenauto of de bestelauto;
- b.
de achterruimte niet is voorzien van zitplaatsen en veiligheidsgordels, met uitzondering van een zitplaats voor een bewaker;
- c.
de vloer van de achterruimte uit één stuk bestaat;
- d.
de kluizen in de achterruimte onverbrekelijk met de bodem zijn verbonden;
- e.
de personenauto of de bestelauto voor de beveiliging van de inzittenden voldoende is gepantserd; en
- f.
de personenauto of de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van geld of waarden.
2.
De in artikel 15, vierde lid, van de wet bedoelde aangifte wordt gedaan indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen in het eerste lid, of indien het motorrijtuig binnen acht jaren na het tijdstip waarop het recht op teruggaaf is ontstaan, wordt afgestoten.