Einde inhoudsopgave
Paspoortwet
Artikel 36
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2017
- Bronpublicatie:
17-05-2017, Stb. 2017, 217 (uitgifte: 06-06-2017, kamerstukken: 34519)
- Inwerkingtreding
01-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2017, Stb. 2017, 284 (uitgifte: 30-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Privacy / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
1.
Bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, kan, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
2.
Onverminderd artikel 34, derde lid, kan de rechter een verklaring van toestemming afgeven op verzoek van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of een gezinsvoogdij-instelling in een openbaar lichaam, Aruba, Curaçao of Sint-Maarten. De rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.