Einde inhoudsopgave
Paspoortwet
Artikel 34
Geldend
Geldend van 01-10-2017 tot 01-03-2027
- Bronpublicatie:
17-05-2017, Stb. 2017, 217 (uitgifte: 06-06-2017, kamerstukken: 34519)
- Inwerkingtreding
01-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2017, Stb. 2017, 284 (uitgifte: 30-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Privacy / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
1.
Bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige wordt een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Indien de minderjarige onder voorlopige voogdij is geplaatst van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet in het Europese deel van Nederland onderscheidenlijk voorlopig is toevertrouwd aan een Voogdijraad in een openbaar lichaam, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, wordt evenwel een verklaring van toestemming van de desbetreffende gecertificeerde instelling dan wel van de desbetreffende Voogdijraad overgelegd.
2.
Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen, weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, af te geven, kan deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.
3.
Indien een persoon die het gezag uitoefent, de desbetreffende gecertificeerde instelling of de desbetreffende Voogdijraad een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid weigert, kan deze op verzoek van de minderjarige van twaalf jaren of ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.
4.
Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening het als gevolg van oorlog, oproer, natuurrampen of daaraan verwante dan wel daarmee samenhangende omstandigheden feitelijk onmogelijk is een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, te verkrijgen van de andere persoon die het gezag uitoefent, kan deze in afwijking van het eerste lid worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.
5.
De rechter geeft in de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.
6.
Een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, behoeft niet te worden overgelegd bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een vervangende Nederlandse identiteitskaart door of ten behoeve van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.