Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 3.21 Subsidieplafonds
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2023
- Redactionele toelichting
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op 28-11-2023, blijft van toepassing op de subsidies verstrekt op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid voor de jaren 2021 tot en met 2024.
- Bronpublicatie:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Inwerkingtreding
29-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Voor subsidieverstrekking op grond van de artikelen 3.16 tot en met 3.20 zijn jaarlijks ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:
- a.
voor een instelling als bedoeld in artikel 3.16, tweede lid, in de regio Noord: € 8.102.600;
- b.
voor een instelling als bedoeld in artikel 3.16, tweede lid, in de regio Oost, gemeente Den Haag en de gemeente Rotterdam gezamenlijk en de regio Zuid: € 9.459.400;
- c.
voor een instelling als bedoeld in artikel 3.16, tweede lid, in de gemeente Amsterdam: € 8.407.500;
- d.
voor een instelling als bedoeld in artikel 3.17: € 13.517.700;
- e.
voor een instelling als bedoeld in artikel 3.18: € 5.600.400;
- f.
voor een instelling als bedoeld in artikel 3.19: € 4.956.600; en
- g.
voor instellingen als bedoeld in artikel 3.20: in totaal € 7.167.200.
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b of c, is ten hoogste 110 procent van het daar genoemde bedrag beschikbaar voor ten hoogste één instelling die zich:
- a.
internationaal onderscheidt door een excellent uitvoeringsniveau; en
- b.
profileert op de relevante internationale concertpodia.