Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 3.16 Symfonieorkesten
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2023
- Redactionele toelichting
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op 28-11-2023, blijft van toepassing op de subsidies verstrekt op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid voor de jaren 2021 tot en met 2024.
- Bronpublicatie:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Inwerkingtreding
29-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De minister kan subsidie verstrekken aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van symfonisch aanbod, indien de instelling:
- a.
een breed repertoire aanbiedt;
- b.
haar activiteiten geografisch op een geconcentreerde wijze spreidt in de regio of het verzorgingsgebied waarin zij haar standplaats heeft;
- c.
ten minste eenmaal per jaar om niet beschikbaar is voor de begeleiding van een productie van een instelling die een subsidie ontvangt op grond van artikel 3.22 of 3.23;
- d.
een beleid voert dat talentontwikkeling bevordert; en
- e.
een beleid voert dat samenwerking met andere orkesten en derden bevordert.
2.
De minister verstrekt op grond van het eerste lid aan ten hoogste zes instellingen subsidie, waarbij in de regio Noord, de regio Oost, de regio Zuid, de gemeente Amsterdam, de gemeente Rotterdam en de gemeente Den Haag er telkens ten hoogste één instelling haar standplaats heeft.
3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, zijn de instellingen in regio Oost en in regio Zuid ten minste tweemaal per jaar om niet beschikbaar voor de begeleiding van een productie van een instelling die een subsidie ontvangt op grond van artikel 3.22 of 3.23.