Einde inhoudsopgave
Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie
Artikel 68
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
06-06-2024, Stb. 2024, 163 (uitgifte: 17-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 163 (uitgifte: 17-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Onze Minister verstrekt de in de artikelen 67, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 67a, eerste, tweede, derde en vierde lid, bedoelde voorschotten in maandelijkse bedragen, tenzij bij ministeriële regeling is bepaald dat voor een bepaalde categorie productie-installaties het voorschot in een jaarlijks bedrag wordt verstrekt. De som van de maandelijkse bedragen of van het jaarlijkse bedrag bedraagt niet meer dan 80% van het product van:
- a.
het in de beschikking tot subsidieverlening per kalenderjaar vastgestelde maximum aantal kWh dan wel maximum aantal kg broeikasgas, waar op verzoek van de producent, het aantal kWh, bedoeld in artikel 15, derde of vierde lid, artikel 15a, derde lid, jo. artikel 15, derde lid, artikel 23, derde of vierde lid, artikel 32, derde of vierde lid, artikel 32a, derde lid, jo. artikel 32, derde lid, artikel 40, derde of vierde lid, artikel 48, derde of vierde lid, artikel 48a, derde lid, jo. artikel 48, derde lid, of artikel 55, derde of vierde lid, respectievelijk het aantal kg broeikasgas, bedoeld in artikel 55j, derde of vierde lid, artikel 55ja, derde lid, jo. artikel 55j, derde lid, of artikel 55q, derde of vierde lid, respectievelijk het aantal kg broeikasgas, bedoeld in artikel 55j, derde of vierde lid, of 55q, derde of vierde lid, bij opgeteld kan worden; en
- b.
het basisbedrag dan wel het tenderbedrag verminderd met de op grond van de artikelen 14, vijfde lid, 31, vijfde lid, of 47, vijfde lid, of artikel 55i, vierde lid, dan wel de artikelen 22, vijfde lid, 39, vijfde lid, of 54, vijfde lid, of 55p, vierde lid, vastgestelde correcties.
2.
Indien de som van de maandelijkse bedragen of van het jaarlijkse bedrag die in een kalenderjaar zijn verstrekt minder dan wel meer bedraagt dan de hoogte van het voorschot dat na afloop van het kalenderjaar wordt vastgesteld, kan Onze Minister na afloop van het kalenderjaar of bij het vaststellen van de subsidie terugvorderen of dit verrekenen met de nog te verstrekken maandelijkse of jaarlijkse bedragen.
3.
In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister, indien het een subsidie-ontvanger betreft die hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte produceert of broeikasgas vermindert met een productie-installatie die behoort tot categorie productie-installaties waarvoor op grond van artikel 12a, artikel 29a, artikel 45a of artikel 55ga een opbrengstgrensbedrag is vastgesteld en het jaarlijkse bedrag dat in een kalenderjaar is verstrekt of de som van de maandelijkse bedragen die in een kalenderjaar zijn verstrekt meer bedraagt dan de hoogte van het voorschot dat na afloop van het betreffende kalenderjaar is vastgesteld, het te veel verstrekte bedrag terugvorderen tot ten hoogste de som van:
- a.
de som van de in de voorgaande kalenderjaren vastgestelde voorschotten; en
- b.
het in het betreffende kalenderjaar verstrekte jaarlijkse bedrag of de som van de in het betreffende kalenderjaar verstrekte maandelijkse bedragen.
4.
Het teveel verstrekte bedrag, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen het jaarlijkse bedrag dat in het betreffende kalenderjaar is verstrekt of de som van de maandelijkse bedragen dat in het betreffende kalenderjaar is verstrekt en het voorschot dat na afloop van het betreffende kalenderjaar is vastgesteld.
5.
Indien na toepassing van het derde lid nog vastgesteld voorschot verschuldigd is door de subsidieontvanger, verrekent Onze Minister het verschuldigde voorschot met de nog te verstrekken maandelijkse of jaarlijkse bedragen, tenzij het op grond van artikel 15a, tweede lid, artikel 32a, tweede lid, artikel 48a, tweede lid, of artikel 55ja, tweede lid, vastgestelde bedrag nul bedraagt.
6.
In afwijking van het tweede lid verrekent Onze Minister, indien het een subsidie-ontvanger betreft die hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte produceert of broeikasgas vermindert met een productie-installatie die behoort tot categorie productie-installaties waarvoor op grond van artikel 12a, artikel 29a, artikel 45a of artikel 55ga een opbrengstgrensbedrag is vastgesteld, en het jaarlijkse bedrag dat in een kalenderjaar is verstrekt of de som van de maandelijkse bedragen die in een kalenderjaar zijn verstrekt minder bedraagt dan de hoogte van het voorschot dat na afloop van het betreffende kalenderjaar is vastgesteld, het te weinig verstrekte voorschot met de nog te verstrekken maandelijkse of jaarlijkse bedragen.
7.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de berekening van de maandelijkse bedragen en van het jaarlijkse bedrag, bedoeld in het eerste lid, en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de voorschotten worden teruggevorderd of verrekend, als bedoeld in het tweede, derde, vijfde en zesde lid.