Einde inhoudsopgave
Gerechtsdeurwaarderswet
Artikel 45 [Hoger beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
17-02-2016, Stb. 2016, 93 (uitgifte: 07-03-2016, kamerstukken: 34047)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2016, Stb. 2016, 132 (uitgifte: 06-04-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Gerechtsdeurwaarder
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake een tegen een gerechtsdeurwaarder gerezen bezwaar kan door Onze Minister, de betrokken gerechtsdeurwaarder of de klager binnen dertig dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 43, zevende lid, bij met redenen omkleed beroepschrift, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
2.
Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffier van het gerechtshof tezamen met een afschrift van de beslissing waartegen het beroep is gericht.
3.
Het beroep wordt behandeld door een kamer van het gerechtshof, belast met de behandeling van burgerlijke zaken.
4.
De leden van het gerechtshof kunnen zich verschonen en kunnen worden gewraakt, indien er te hunnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
- a.
in plaats van het openbaar ministerie en de verdachte Onze Minister, de gerechtsdeurwaarder en de klager een verzoek om wraking kunnen doen;
- b.
deze voordracht mondeling of schriftelijk uiterlijk bij de aanvang van de behandeling moet worden gedaan, tenzij de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen eerst in de loop van de behandeling ontstaan of bekend worden en
- c.
degene die met de andere leden van het gerechtshof over wraking zal beslissen, wordt aangewezen uit de niet met de behandeling van de zaak belaste leden en plaatsvervangende leden van het hof.
5.
Door het beroep wordt de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel geschorst.
6.
Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing gedurende de behandeling van het hoger beroep.