Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1954
- Bronpublicatie:
11-12-1953, Trb. 1954, 200 (uitgifte: 18-12-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-07-1954, Trb. 1954, 100 (uitgifte: 20-07-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Geneeskundige behandeling
(a)
De voortduring van het verblijf kan worden bewezen door overlegging van elk in het land van verblijf aanvaardbaar bewijsstuk, zoals een bewijs van beroepswerkzaamheden of overlegging van huurkwitanties.
(b)
(i)
Het verblijf wordt als voortdurend beschouwd ondanks tijdvakken van afwezigheid van minder dan drie maanden, mits de afwezigheid niet wordt veroorzaakt door repatriëring of verwijdering.
(ii)
Tijdvakken van afwezigheid van zes maanden of langer worden beschouwd de voortduring van het verblijf te onderbreken.
(iii)
Teneinde te bepalen of een tijdvak van afwezigheid van meer dan drie en minder dan zes maanden de voortduring van het verblijf onderbreekt, wordt rekening gehouden met het voornemen van de betrokken persoon om naar het land van verblijf terug te keren en met de mate, waarin hij de banden met dat land heeft aangehouden gedurende het tijdvak zijner afwezigheid.
(iv)
Het dienst doen op schepen, geregistreerd in het land van verblijf, wordt niet geacht de voortduring van het verblijf te onderbreken. Het dienst doen op andere schepen wordt behandeld in overeenstemming met de bepalingen van de alinea's (i) tot en met (iii) hierboven.