Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand
Protocol bij het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1954
- Bronpublicatie:
11-12-1953, Trb. 1954, 200 (uitgifte: 18-12-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-07-1954, Trb. 1954, 100 (uitgifte: 20-07-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Geneeskundige behandeling
De Regeringen welke dit Protocol hebben ondertekend, Leden van de Raad van Europa,
Gelet op het bepaalde in het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand, ondertekend te Parijs op 11 December 1953 (hierna aangeduid als ‘het Bijstandsverdrag’);
Gelet op het bepaalde in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 Juni 1951 (hierna aangeduid als ‘het Verdrag van Genève’);
Verlangende de werking van de bepalingen van het Bijstandsverdrag uit te strekken tot vluchtelingen, zoals omschreven in het Verdrag van Genève,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Voor de toepassing van dit Protocol heeft de term ‘vluchteling’ de betekenis, welke daaraan is toegekend in artikel 1 van het Verdrag van Genève, met dien verstande dat iedere Overeenkomstsluitende Partij ten tijde van de ondertekening of van de bekrachtiging van dit Protocol of van de toetreding hiertoe een verklaring moet afleggen, die aangeeft welke van de betekenissen, vermeld in artikel 1, lid B, van dat Verdrag zij toepast met betrekking tot de verplichtingen uit hoofde van dit Protocol, tenzij bedoelde Partij een dergelijke verklaring reeds heeft afgelegd ten tijde van haar ondertekening of bekrachtiging van dat Verdrag.
Artikel 2
Het bepaalde in de eerste titel van het Bijstandsverdrag is toepasselijk op vluchtelingen onder dezelfde voorwaarden, die gelden voor de onderdanen van de Partijen bij dat Verdrag.
Artikel 3
1
Het bepaalde in de tweede titel van het Bijstandsverdrag is niet van toepassing op vluchtelingen.
2
In het geval van personen, voor wie de mogelijkheid om een beroep te doen op het Verdrag van Genève ophoudt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, lid C, van dat Verdrag, vangt het tijdvak voor repatriëring, vastgesteld in artikel 7 (a) (i) van het Bijstandsverdrag, aan op het tijdstip waarop die personen geen beroep meer kunnen doen op het Verdrag van Genève.
Artikel 4
De Overeenkomstsluitende Partijen beschouwen de artikelen 1, 2 en 3 van dit Protocol als aanvullende artikelen van het Bijstandsverdrag, en de overige bepalingen van dat Verdrag worden dienovereenkomstig toegepast.
Artikel 5
1
Dit Protocol staat open voor ondertekening door de Leden van de Raad van Europa, die het Bijstandsverdrag hebben ondertekend. Het dient te worden bekrachtigd.
2
Iedere Staat, die is toegetreden tot het Bijstandsverdrag, kan toetreden tot dit Protocol.
3
Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op de nederlegging van de tweede akte van bekrachtiging.
4
Ten aanzien van iedere Staat, welke het Protocol op een later tijdstip bekrachtigt of ertoe toetreedt, treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand, volgende op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding.
5
De akten van bekrachtiging en van toetreding zullen worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die de Leden van de Raad en de toegetreden Staten verwittigt van de namen van de Staten, die bekrachtigen of toetreden.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan te Parijs, de 11e December 1953, in de Engelse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden bewaard in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal doet gewaarmerkte afschriften ervan toekomen aan alle Partijen welke dit Protocol hebben ondertekend.