Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:52 Opschorting betalings- of leveringsverplichting gelijktijdig met of na afwikkelingsmaatregel
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2021
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 632 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35908)
- Inwerkingtreding
21-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 633 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank kan een betalingsverplichting of leveringsverplichting ingevolge een overeenkomst waarbij een entiteit in afwikkeling partij is, opschorten vanaf het tijdstip van de bekendmaking van het besluit tot opschorting tot 00.00 uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op die bekendmaking.
2.
Indien een voor de entiteit in afwikkeling op grond van een overeenkomst geldende betalingsverplichting of leveringsverplichting overeenkomstig het eerste lid wordt opgeschort, worden ook de ingevolge die overeenkomst voor de wederpartij van de entiteit in afwikkeling geldende betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen voor dezelfde periode opgeschort.
3.
Indien tijdens de periode van opschorting uitvoering moet worden gegeven aan een betalingsverplichting of leveringsverplichting, is de betaling of levering onmiddellijk na het verstrijken van die periode opeisbaar.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen van een entiteit die reeds hebben geleid tot een gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit te voeren, of tot rechten en verplichtingen die voor de entiteit in afwikkeling als deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan het systeem zijn ontstaan, welke betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen bestaan jegens een:
- a.
systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel p, van de Faillissementswet;
- b.
centrale tegenpartij waaraan in een lidstaat een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van de EMIR-verordening;
- c.
centrale tegenpartij uit een staat die geen lidstaat is die door de Europese Autoriteit voor effecten en markten is erkend overeenkomstig artikel 25 van de EMIR-verordening;
- d.
centrale bank.
5.
De Nederlandsche Bank kan de opschorting beperken tot bepaalde betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen, alsook, ingeval zij betalingsverplichtingen voortvloeiend uit in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 4, van de richtlijn depositogarantiestelsels opschort, besluiten dat depositohouders toegang hebben tot een door de Nederlandsche Bank te bepalen bedrag per dag van deze deposito’s.
6.
De Nederlandsche Bank schort betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die voortvloeien uit in het vijfde lid bedoelde in aanmerking komende deposito’s in het bijzonder betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die voortvloeien uit gegarandeerde deposito’s van natuurlijke personen en micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen slechts dan op wanneer dat gepast is als bedoeld in artikel 69, vijfde lid, tweede alinea, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.