Einde inhoudsopgave
Belasting fiscale beleggingsinstelling 2024
7.1 Vrij van dividendbelasting uitkeren van de herbeleggingsreserve
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
22-05-2024, Stcrt. 2024, 17312 (uitgifte: 10-06-2024, regelingnummer: 2024-11642)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2024, Stcrt. 2024, 17312 (uitgifte: 10-06-2024, regelingnummer: 2024-11642)
- Vakgebied(en)
Dividendbelasting / Heffingswijze
Dividendbelasting / Voorwerp van belasting
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
Door het aanmerken van de herbeleggingsreserve als gestort kapitaal is op een uitdeling uit de herbeleggingsreserve artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB van toepassing. Dit artikel bepaalt dat op de terugbetaling van gestort kapitaal dividendbelasting moet worden ingehouden indien en voor zover er zuivere winst is, tenzij tevoren de algemene vergadering van aandeelhouders tot de teruggaaf heeft besloten en de nominale waarde van de desbetreffende geplaatste aandelen bij statutenwijziging met een gelijk bedrag is verminderd. Is dat laatste niet het geval dan wordt volgens vaste jurisprudentie op het moment van uitkeren bepaald of sprake is van aanwezigheid van ‘zuivere winst’. In de praktijk blijkt dat de eisen die deze bepaling stelt in veel gevallen prohibitief zijn voor het doen van een uitkering vrij van dividendbelasting ten laste van de herbeleggingsreserve door de aanwezigheid van zuivere winst. De regeling van artikel 3b Wet DB beantwoordt hierdoor niet volledig aan haar doel. Deze regeling is juist ingevoerd om koers- en vervreemdingswinsten vrij van dividendbelasting ten laste van de herbeleggingsreserve te kunnen uitdelen. Ik heb daarom aanleiding gevonden het volgende goed te keuren.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB achterwege blijft voor zover een beleggingsinstelling een uitkering doet ten laste van de herbeleggingsreserve. Als voorwaarde geldt dat de beleggingsinstelling zowel in haar boekhouding en jaarrekening, als tegenover haar aandeelhouders, uitdrukkelijk vastlegt dat sprake is van een uitkering ten laste van de herbeleggingsreserve.
De toets aan de aanwezigheid van zuivere winst is opgenomen om te voorkomen dat gekozen wordt voor het (belastingvrij) terugbetalen van kapitaal in plaats van het uitkeren van (belast) dividend. Bij een beleggingsinstelling kan deze eis echter achterwege blijven omdat de op directe beleggingsresultaten rustende uitdelingsverplichting al waarborgt dat uitkeringen ten laste van de herbeleggingsreserve niet in de plaats zullen treden van wel aan dividendbelasting onderworpen uitkeringen van het directe beleggingsresultaat. Deze goedkeuring heeft dan ook uitsluitend betrekking op inhouding van dividendbelasting op uitkeringen ten laste van de herbeleggingsreserve door beleggingsinstellingen.