Einde inhoudsopgave
Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar
Bijlage A Politiebevoegdheden, vrijheidsbeperkende middelen en geweldsmiddelen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
30-11-2023, Stcrt. 2023, 33237 (uitgifte: 05-12-2023, regelingnummer: 5043731)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2023, Stcrt. 2023, 33237 (uitgifte: 05-12-2023, regelingnummer: 5043731)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Voorfase
Politiebevoegdheden
Gebruik van geweld
Artikel 7 lid 1 Politiewet 2012 bevat de bevoegdheid geweld te gebruiken: De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld of vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.'. Onder geweld wordt verstaan: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken (artikel 1 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna:Ai)). Onder het aanwenden van geweld wordt verstaan: het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel (artikel 1, vierde lid, onder b en c, Ai). Het slechts vastpakken van een verdachte valt niet onder het aanwenden van geweld. Het duwen in een bepaalde richting of het met kracht tegenhouden van een verdachte valt wel onder het aanwenden van geweld. De geweldsbevoegdheid wordt gerelateerd aan de toe te kennen of toegekende opsporingsbevoegdheid.
Veiligheidsfouillering
Artikel 7 lid 3 Politiewet 2012 luidt: De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd tot het onderzoek aan de kleding van personen en het onderzoek van de voorwerpen die personen bij zich dragen of met zich mee voeren bij de uitoefening van een hem wettelijk toegekende bevoegdheid of bij een handeling ter uitvoering van de politietaak, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid of die van de ambtenaar zelf of van derden, en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar.
De veiligheidsfouillering bestaat uit het met de hand aftasten van de kleding van de betrokkene en het onderzoeken van de voorwerpen die personen bij zich dragen of met zich mee voeren. Het gaat daarbij om het zoeken naar gevaarlijke voorwerpen. De bevoegdheid om de veiligheidsfouillering toe te passen wordt, evenals de geweldsbevoegdheid, gerelateerd aan de toe te kennen of toegekende opsporingsbevoegdheid.
Vervoersfouillering en insluitingsfouillering
Artikel 7 lid 4 Politiewet 2012 luidt: De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd een te vervoeren of in te sluiten persoon aan zijn kleding te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of voor anderen kunnen vormen, alsmede daartoe de voorwerpen te onderzoeken die betrokkene bij zich draagt of met zich mee voert.
Deze bepaling bevat zowel de vervoersfouillering als de insluitingsfouillering. Meestal gaat het bij de vervoersfouillering om een verdachte die wordt vervoerd naar het politiebureau, maar de bepaling geldt jegens elke persoon die door de boa wordt vervoerd. Deze bevoegdheid maakt fouillering ook mogelijk als er geen aantoonbare dreiging is. De insluitingsfouillering betreft de bevoegdheid om personen te fouilleren die in een politiecel worden ingesloten. Beide bevoegdheden kunnen ook aan boa’s worden toegekend.
De bevoegdheid om deze fouilleervormen toe te passen wordt, evenals de geweldsbevoegdheid, gerelateerd aan de toe te kennen of toegekende opsporingsbevoegdheid.
Vrijheidsbeperkende middelen
Handboeien
Artikel 7 eerste lid Politiewet 2012 bevat de bevoegdheid tot het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen (hier: handboeien). Een boa kan worden aangewezen om handboeien te gebruiken. Bij de beslissing omtrent het al dan niet toekennen, gelden de criteria als voor de toekenning van de politiebevoegdheden, te weten a. tot en met d. zoals beschreven in paragraaf 3.2. Daarnaast dient een boa ook bevoegd te zijn om geweld te gebruiken (artikel 7, eerste lid Politiewet 2012). De toekenning van de bevoegdheid om handboeien te gebruiken is in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met (dreiging met) geweld wordt geconfronteerd. Het gebruik van de handboeien is uitsluitend toegestaan indien de boa heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in de RTGB.
Het dragen van handboeien door een boa op het moment dat aan hem niet de bevoegdheid tot het gebruik van de handboeien is toegekend, is niet toegestaan. Hoewel het slechts dragen van handboeien niet wettelijk is verboden, wordt het niet wenselijk geacht dat boa's aan wie niet de bevoegdheid is toegekend de handboeien daadwerkelijk te gebruiken, deze zichtbaar dragen. Het zichtbaar dragen van handboeien kan enerzijds gezien worden als 'passief gebruik' in het kader van de taakuitoefening, anderzijds kan het dragen van handboeien leiden tot het actieve onbevoegde gebruik ervan.
Geweldsmiddelen
Wapenstok
Een boa kan worden uitgerust met een wapenstok. Op dit moment zijn in het Aanwijzingsbesluit bewapening en uitrusting politie 2018 voor het geweldsmiddel korte wapenstok, twee verschillende soorten wapenstokken aangewezen. Gelet op het verschil van de impact van deze twee verschillende soorten wapenstokken worden boa’s waarop deze beleidsregels van toepassing zijn in beginsel niet uitgerust met de uitschuifbare wapenstok van het merk Bonowi, type EKA Camlock maar met de korte wapenstok van het merk Hazeleger Synterials Verenigde bedrijven B.V.
Bij de toekenning gelden de criteria a. tot en met c. zoals beschreven in paragraaf 3.2. De toekenning van de bevoegdheid om een wapenstok te gebruiken is in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met (bedreiging met) geweld wordt geconfronteerd en de ernst van dat geweld. Het gebruik van de korte wapenstok van het merk Hazeleger Synterials Verenigde bedrijven B.V. is uitsluitend toegestaan indien de boa heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in de RTGB. De opleiding, training en toetsing is toegesneden op dit merk wapenstok.
Pepperspray
Bij besluit van 19 februari 2005 (Stb. 2005, 110) is de Ai gewijzigd. Deze wijziging houdt onder meer in dat het mogelijk is boa's met pepperspray uit te rusten. Bij de toekenning gelden de criteria a. tot en met c. zoals beschreven in paragraaf 3.2. Daarnaast gelden de volgende criteria.
- a.
Het is bezwaarlijk of onmogelijk om op een andere, minder ingrijpende wijze in de beveiliging van de betrokkene te voorzien.
- b.
Artikel 2, derde lid, onder d, van het Besluit bewapening en uitrusting politie en de krachtens artikel 15, derde lid, van dat besluit vastgestelde Regeling nazorgmiddelen pepperspray is van overeenkomstige toepassing op de boa's.
Ten aanzien van de nazorg na gebruik van pepperspray wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 12a, tweede lid, 12b en 12c Ai. In artikel 2, derde lid, onder d, van het Besluit bewapening en uitrusting politie, gelezen in samenhang met het krachtens artikel 15, derde lid, van dat besluit vastgestelde Regeling nazorgmiddelen pepperspray is bepaald dat de met pepperspray bewapende ambtenaren dienen te beschikken over de voorgeschreven middelen voor het kunnen verlenen van een adequate nazorg. Dit is van overeenkomstige toepassing op boa's die beschikken over pepperspray.
Uitschuifbare wapenstok
De uitschuifbare stok van het merk Bonowi, type EKA Camlock is zwaarder en langer dan de korte wapenstok van het merk Hazeleger Synterials Verenigde bedrijven B.V. en kan indien nodig ongezien worden gedragen. Vanwege de mate van pijn die kan worden toegediend en de kans op letsel van meer dan geringe betekenis dat kan worden toegebracht, is de uitschuifbare wapenstok qua impact in het geweldsspectrum boven het geweldsmiddel pepperspray geplaatst. Bij een grotere gevaarzetting verdient het de voorkeur om de boa niet direct met een uitschuifbare wapenstok maar eerst met een combinatie van de korte wapenstok van het merk Hazeleger Synterials Verenigde bedrijven B.V. en de pepperspray uit te rusten.
Bij de beoordeling of er sprake is van noodzaak tot bewapening met een uitschuifbare wapenstok worden, naast de in paragraaf 3.2 beschreven criteria a. tot en met c. (waaraan bij de korte wapenstok van het merk Hazeleger Synterials Verenigde bedrijven B.V. wordt getoetst) en de criteria bij de pepperspray, aanvullend de volgende criteria gehanteerd.
- a.
Er moet een redelijke verwachting bestaan dat de boa bij de uitoefening van zijn functie in de (onvoorziene) omstandigheden komt te verkeren, waarin hij of anderen met onmiddellijk gebruik van een wapen wordt geconfronteerd.
- b.
Het (C2000) zenderbereik in het gebied waarin de boa opereert is niet overal dekkend en/of de onmogelijkheid van politieassistentie op korte termijn als gevolg van moeilijke bereikbaarheid van het gebied waarin de boa opereert.
- c.
Tenslotte wordt ook de frequentie waarin de desbetreffende boa alleen opereert betrokken in de beoordeling.
Bijzondere omstandigheden
De Minister van Justitie en Veiligheid kan in bijzondere omstandigheden, middels de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, afwijken van hetgeen in de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar is bepaald. Hij betrekt hierbij alle relevante omstandigheden in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de Beleidsregels gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen. In dat geval wordt een gemotiveerd verzoek daartoe door de direct toezichthouder, dat is afgestemd met de toezichthouder, voorgelegd aan het ministerie van Justitie en Veiligheid, Directoraat-Generaal Politie en Veiligheidsregio’s.
Bij bewapening met een uitschuifbare wapenstok dient de boa eveneens met de pepperspray te zijn bewapend. De opleiding, training en toetsing is toegesneden op de uitschuifbare wapenstok van het merk van het merk Bonowi, type EKA Camlock waarmee de boa, na toekenning, wordt bewapend. Het gebruik van de uitschuifbare wapenstok is uitsluitend toegestaan indien de boa heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in de RTGB.
Vuurwapen
Bij de beoordeling of er sprake is van noodzaak tot bewapening met een vuurwapen worden, naast de in paragraaf 3.2 beschreven criteria a. tot en met c. aanvullend de volgende criteria gehanteerd.
- a)
Er moet een redelijke verwachting bestaan dat de boa bij de uitoefening van zijn functie in de (onvoorziene) omstandigheden komt te verkeren, dat hij of anderen met onmiddellijk vuurwapengebruik of onmiddellijke dreiging met een vuurwapen wordt geconfronteerd.
- b)
Het is, indien zich een geval als onder 1. genoemd voordoet, bezwaarlijk of onmogelijk om een beroep te doen op de politie.
- c)
Het is bezwaarlijk of onmogelijk om op een andere, minder ingrijpende wijze in de beveiliging van de betrokkene te voorzien.
Het gebruik van het vuurwapen is uitsluitend toegestaan indien de boa heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in de RTGB.
Surveillancehond
Het formele kader voor de toekenning van de bevoegdheid tot gebruik van een politiesurveillancehond wordt bepaald door de artikelen 15 en 37, tweede lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren en hoofdstuk 2 van het Besluit bewapening en uitrusting politie en de daarop gebaseerde Regeling politiehonden. Het inzetten van een politiesurveillancehond is slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider bij de surveillancedienst (artikel 15, eerste lid, onder a, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren). De geleider dient in het bezit te zijn van certificaat. Een keuringscommissie verstrekt aan de geleider een certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de politiesurveillancehond, indien die combinatie onder leiding van die geleider aan de keuringseisen heeft voldaan.
In de Regeling politiehonden wordt het kader aangegeven met betrekking tot de keuring en de keuringseisen voor de combinatie. De keuringseisen zijn opgenomen in het keuringsreglement politiesurveillancehond (een bijlage bij voornoemde regeling). Evenals bij de toekenning van de hierboven beschreven geweldsmiddelen is ook de toekenning van de bevoegdheid om een politiesurveillancehond in te zetten in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met geweld of de dreiging met geweld wordt geconfronteerd.
Het gebruik van uitrustingsstukken
Op het moment dat er wijzigingen plaatsvinden in de uitrustingsstukken van de politie dan gelden deze wijzigingen tevens voor de boa’s voor zover zij daarover de beschikking hebben. Op het moment dat er wijzigingen plaatsvinden in de bewapening en munitie die door de politie wordt gebruikt, dan wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Directoraat-Generaal Politie en Veiligheidsregio’s de afweging gemaakt of deze wijzigingen ook voor de boa’s werkzaam in domein VI, moeten gelden. Op deze wijze wordt zowel zoveel mogelijk eenduidigheid in bewapening en uitrustingsstukken als zorgvuldige besluitvorming nagestreefd.
Ten aanzien van de boa's, tevens zijnde ambtenaren van politie (politieboa's), is voor wat betreft het toekennen van bewapening niet de Rwm van toepassing, maar het Besluit bewapening en uitrusting politie. Het toekennen van de korte wapenstok, pepperspray en vuurwapen aan politieboa's geschiedt door de Minister van Justitie en Veiligheid (art. 6, eerste lid, van het Besluit bewapening en uitrusting politie) en valt daarmee buiten de reikwijdte van deze beleidsregels. Voor de toekenning van handboeien is eveneens het Besluit bewapening en uitrusting politie van toepassing (art. 6, zesde lid onder a).