Einde inhoudsopgave
Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
21-11-2022, Stb. 2022, 457 (uitgifte: 24-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2022, Stb. 2022, 478 (uitgifte: 30-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Politierecht / Bevoegdheden
Politierecht / Organisatie
1.
In dit besluit wordt verstaan onder ambtenaar:
- a.
de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c of d, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
- b.
de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c en d, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie dan wel de rijksrecherche, voor zover het betreft de artikelen 1 en 2 en hoofdstuk 5;
- c.
degene die is benoemd tot aspirant voor de duur dat hij de praktijkstage volgt;
- d.
de militair van de Koninklijke marechaussee in de uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Politiewet 2012;
- e.
de militair van de krijgsmacht, bedoeld in de artikelen 58, 59 en 62 van de Politiewet 2012.
2.
In hoofdstuk 6 van dit besluit wordt onder ambtenaar mede verstaan de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, dan wel een andere persoon, voor zover die ambtenaar van politie of die persoon tevens buitengewoon opsporingsambtenaar is en door de korpschef is belast met de verzorging van ingeslotenen.
3.
In dit besluit wordt verstaan onder meerdere:
- a.
de ambtenaar die uit hoofde van zijn functie of krachtens beschikking of aanwijzing met de leiding is belast of het bevel heeft over de taakuitvoering;
- b.
indien op grond van het bepaalde onder a, geen meerdere kan worden aangewezen de ambtenaar van politie die een hogere rang heeft of, bij gelijkheid in rang, degene met de meeste dienstjaren, dan wel bij optreden door militairen van de Koninklijke marechaussee of van enig ander krijgsmachtonderdeel degene die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 67 van het Wetboek van Militair Strafrecht de meerdere is.
4.
In dit besluit wordt verstaan onder:
- a.
bevoegd gezag: het gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012;
- b.
geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken;
- c.
aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel. In verband met de melding op grond van artikel 17 valt het ter hand nemen van het vuurwapen eveneens onder het aanwenden van geweld tenzij het vuurwapen standaard in de hand of over de schouder wordt gedragen;
- d.
geweldmiddel:
- 1°
de krachtens artikel 22 van de Politiewet 2012 toegelaten bewapening, en
- 2°
de door Onze Minister van Defensie ter beschikking gestelde bewapening ten behoeve van de uitvoering van de politietaken, bedoeld in de artikelen 4, 57, 58, 59 en 62 van de Politiewet 2012;
- e.
hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting:
- 1°
de krachtens artikel 22 van de Politiewet 2012, aan de ambtenaar van politie, bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, ter beschikking gestelde uitrusting ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen, en
- 2°
de door Onze Minister van Defensie, in overeenstemming met Onze Minister, aan de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee, bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, ter beschikking gestelde uitrusting ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen;
- f.
vrijheidsbeperkende middelen, waaronder hulpmiddelen jegens ingeslotenen:
- 1°
de krachtens artikel 22 van de Politiewet 2012 toegelaten vrijheidsbeperkende middelen, en
- 2°
de door Onze Minister van Defensie ter beschikking gestelde vrijheidsbeperkende middelen;
- g.
automatisch vuur: het lossen van meerdere schoten als gevolg van het eenmalig overhalen van de trekker van een vuurwapen;
- h.
de arts: de dienstdoend adviserend arts;
- i.
buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- j.
het gebruik van een vuurwapen: het richten, het gericht houden of het schieten met een vuurwapen;
- k.
niet-penetrerend projectiel: projectiel dat is ontworpen om personen te treffen en daarbij niet het lichaam binnen te dringen;
- l.
AOT-hond: hond bedoeld om te worden ingezet bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningsteam of een bijstandseenheid als bedoeld in artikel 59 van de Politiewet 2012;
- m.
- n.
geweldsregistratie: de registratie van het aangewende geweld, bedoeld in artikel 17, derde lid;
- o.
surveillancehond: hond bedoeld om te worden ingezet bij de surveillancedienst, het optreden van de mobiele eenheid of het bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten;
- p.
cel: een afsluitbare ruimte geschikt voor het dag- en nachtverblijf van een persoon;
- q.
verplaatsing: het overbrengen van een persoon binnen eenzelfde locatie, zonder dat daarbij een vervoermiddel wordt gebruikt;
- r.
dienstpistool: het rechtens aan de ambtenaar toegekende pistool.
5.
In dit besluit wordt onder ingeslotene verstaan degene die rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Onder ingeslotene wordt mede verstaan degene die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op het politie- of brigadebureau is ondergebracht.
6.
In dit besluit wordt onder wapenstok zowel de korte als de lange wapenstok verstaan.