Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1905
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1909
- Bronpublicatie:
12-06-1909, Stb. 1909, 141 (uitgifte: 25-06-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1909, Stb. 1909, 260 (uitgifte: 01-01-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Algemeen
1.
De officier van justitie zendt de stukken onverwijld aan den betrokken Nederlandschen diplomatieken of consulairen ambtenaar. Is het exploit of het afzonderlijk stuk vergezeld van eene vertaling in eene der talen, bedoeld bij artikel 3 van het verdrag, dan verzoekt de officier van justitie den diplomatieken of consulairen ambtenaar, zoo de vertaling niet voor overeenstemmend is verklaard door een beëedigd vertaler in het land van bestemming, zelf die vertaling voor overeenstemmend te verklaren.
2.
Indien niet voldaan is aan de artikelen 4 en 5 dezer wet, weigert de officier van justitie de doorzending der stukken, echter niet, dan na getracht te hebben, de naleving van die artikelen zooveel mogelijk te bevorderen.
3.
De diplomatieke of consulaire ambtenaar doet onverwijld de stukken, na, zoo noodig, aan het bij de tweede zinsnede van dit artikel bedoeld verzoek te hebben voldaan, aan de bevoegde autoriteit toekomen; de diplomatieke ambtenaar doet zulks door tusschenkomst van den bevoegden consulairen ambtenaar.
4.
Alles behoudens het bepaalde bij het derde en het vierde lid van artikel 1 van het verdrag.