Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 44c [Uitvoering verwijderingsplan]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2024
- Bronpublicatie:
17-04-2024, Stb. 2024, 95 (uitgifte: 18-04-2024, kamerstukken: 36441)
- Inwerkingtreding
01-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-04-2024, Stb. 2024, 114 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 6 en 25, van een startvergunning aardwarmte of van een vervolgvergunning aardwarmte verwijdert het mijnbouwwerk overeenkomstig het verwijderingsplan en de voorschriften die aan de instemming zijn verbonden.
2.
Als het verwijderingsplan is uitgevoerd, overlegt de houder van een vergunning aan Onze Minister een rapport over de verwijdering.
3.
Onze Minister neemt op aanvraag van de houder van een vergunning een besluit tot instemming met het rapport als de verwijdering heeft plaatsgevonden overeenkomstig het verwijderingsplan en de voorschriften die aan de instemming zijn verbonden.
4.
Als een mijnbouwwerk gedeeltelijk is verwijderd en een besluit tot instemming als bedoeld in het derde lid is genomen, rust de verplichting tot verwijderen van het resterende gedeelte van het mijnbouwwerk op de nieuwe exploitant.