Einde inhoudsopgave
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 23a
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
09-04-2024, Stb. 2024, 105 (uitgifte: 25-04-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-04-2024, Stb. 2024, 105 (uitgifte: 25-04-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
1.
Het verzoek, bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, betreffende de vervreemding van potentieel te liberaliseren daeb-woongelegenheden of potentieel te liberaliseren daeb-complexen, aan natuurlijke personen niet voor eigen gebruik of aan rechtspersonen, niet zijnde andere toegelaten instellingen, gaat vergezeld van:
- a.
een uiteenzetting van het belang van de volkshuisvesting van het ter goedkeuring voorgelegde besluit;
- b.
de ontwerpkoopovereenkomst die de toegelaten instelling voornemens is met de beoogde verkrijger te sluiten;
- c.
een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van de beoogde verkrijger, tenzij deze een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is;
- d.
de zienswijze van de gemeente waar die woongelegenheid of dat complex is gelegen, tenzij:
- 1°
met die gemeente op grond van artikel 44, eerste lid, van de wet, afspraken zijn gemaakt over de omvang van de voorraad van woongelegenheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen b, c en d, van de wet, en de eventuele vervreemding van een deel van die voorraad, en
- 2°
die woongelegenheid of de van dat complex deel uitmakende woongelegenheden worden vervreemd onder het beding dat zij ten minste zeven jaar na de eigendomsoverdracht als gevolg van de vervreemding voor verhuur met een huurprijs van ten hoogste € 1000,– bestemd blijven; en
- e.
de getaxeerde marktwaarde van die woongelegenheid of dat complex.
2.
Het verzoek gaat, tenzij de beoogde verkrijger een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is, tevens vergezeld van bescheiden waaruit blijkt dat:
- a.
bij een verhuurde woongelegenheid die een eengezinswoning is: dat deze gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan de huurder tegen een prijs van ten hoogste de marktwaarde vrij van huur en gebruik;
- b.
bij een niet-verhuurde woongelegenheid die een eengezinswoning is: dat deze gedurende ten minste vier weken voor eigen gebruik te koop is aangeboden aan de huurders van DAEB-woongelegenheden van toegelaten instellingen in ten minste de gemeente waar de woning is gelegen onder bekendmaking van de getaxeerde marktwaarde;
- c.
die woongelegenheid of dat complex gedurende ten minste vier weken in het openbaar te koop is aangeboden aan elke gegadigde, tenzij de toegelaten instelling 5% of meer van de aandelen van de beoogde verkrijger houdt.
3.
Uit de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, volgen, voor zover van toepassing, de afwegingen die ertoe hebben geleid dat niet achtereenvolgens aan de huurder, bedoeld in het tweede lid, onder a, of aan andere huurders als bedoeld in het tweede lid, onder b, is vervreemd.