Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 27-08-2022
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 323 (uitgifte: 26-08-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-08-2022, Stb. 2022, 323 (uitgifte: 26-08-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Het in artikel 3, eerste lid, onder a, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is snel inzicht te krijgen in de zorgbehoefte van de cliënt. De betrokkene draagt daarbij verantwoordelijkheid voor het zelfstandig verzamelen en interpreteren van gegevens rond een individuele cliënt en het interpreteren en registreren van de effecten hiervan. Op grond hiervan is de betrokkene in staat de benodigde verpleegkundige interventies en bijbehorende activiteiten te plannen, uit te voeren en te verantwoorden.
2.
Het in artikel 3, eerste lid, onder b, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is:
- a.
aan de hand van standaardprocedures en combinaties van procedures de dreigende of bestaande gezondheidsproblemen van de cliënt te onderkennen en in staat is zorg te plannen en uit te voeren;
- b.
personen, gezinnen en groepen te helpen een gezonde levensstijl aan te nemen en voor zichzelf te zorgen op basis van de volgende door de betrokkene verworven kennis:
- 1°
uitgebreide kennis van de wetenschappen waarop de algemene verpleegkunde is gebaseerd, met inbegrip van voldoende kennis van het organisme, de fysiologie en het gedrag van de gezonde en de zieke mens, alsmede van het verband tussen de gezondheidstoestand en de fysieke en sociale omgeving van de mens;
- 2°
kennis van de aard en de ethiek van het beroep en van de algemene beginselen betreffende gezondheid en verpleging.
3.
Het in artikel 3, eerste lid, onder c, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is een verpleegproces in een verpleegplan vast te leggen, alsmede een eigen werkplanning te maken, voorwaarden te formuleren die wenselijk zijn voor de te verlenen zorg en efficiënt en kostenbewust om te gaan met de beschikbare materiële en financiële middelen.
4.
Het in artikel 3, eerste lid, onder d, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene:
- a.
op het terrein van de somatische zorg in staat is tot:
- 1°
het helpen van een cliënt bij persoonlijke verzorging, het zorgdragen voor de opname van voeding en vocht en voor uitscheiding, het zorgdragen voor mobiliteit en het bewaken van vitale functies, het toedienen van geneesmiddelen, het beïnvloeden van de lichaamstemperatuur en het verzorgen van wonden;
- 2°
het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen, zoals het geven van subcutane, intramusculaire en intraveneuze injecties, het verrichten van blaascatheterisaties bij volwassenen en venapuncties, het inbrengen van een maagsonde of infuus, het verrichten van een hielprik bij neonaten, het toedienen van zuurstof en het uitzuigen van mond- en keelholten;
- b.
op het terrein van de psychosociale zorg in staat is tot psychosociale begeleiding, waaronder het geven van voorlichting en advies aan de cliënt;
- c.
op het terrein van de zorgcoördinatie in staat is tot het organiseren en coördineren van de zorg en het consulteren van, dan wel verwijzen naar andere hulpverleners in de zorg;
- d.
in staat is zelfstandig urgente levensreddende maatregelen te treffen en in crisis- en rampensituaties te handelen.
5.
Het in artikel 3, eerste lid, onder e, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is om periodiek de effecten van de zorgverlening op de gezondheidstoestand van de cliënt te evalueren en het verpleegplan zodanig bij te stellen dat optimale resultaten bereikt kunnen worden.
6.
Het in artikel 3, eerste lid, onder f, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is:
- a.
om te werken aan de eigen competentieontwikkeling overeenkomstig de kwaliteitsstandaarden en normen van de beroepsgroep van verpleegkundigen en te reflecteren op het persoonlijke en professionele functioneren in relatie tot de verschillende aspecten van de beroepsuitoefening, teneinde de beroepsuitoefening op een hoog kwaliteitsniveau te waarborgen;
- b.
om studenten verpleegkunde te begeleiden in de ontwikkeling van professioneel gedrag en handelen, een coachende rol te vervullen voor collega’s en collega’s in opleiding, alsmede zich te verantwoorden over de persoonlijke, maatschappelijke en wetenschappelijke mogelijkheden en grenzen en te handelen volgens professionele en ethische normen;
- c.
om bij te dragen aan de maatschappelijke ontwikkeling en profilering van het beroep door visieontwikkeling, onderbouwing en implementatie van het verpleegkundig handelen aan de hand van EBP.
7.
Het in artikel 3, eerste lid, onder g, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene:
- a.
in staat is om de zorg te organiseren en te coördineren voor de cliënt volgens geldende kwaliteitscriteria, alsmede om deel te nemen aan samenwerkingsverbanden en multidisciplinair overleg teneinde continuïteit van zorg te garanderen en met andere disciplines in de zorg afstemming te bereiken;
- b.
in staat is om doeltreffend samen te werken met andere actoren in de gezondheidszorg, met inbegrip van deelname aan de praktische opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel, op basis van:
- 1°
bekwaamheid om deel te nemen aan de praktische opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel en ervaring op het gebied van samenwerking met dit personeel;
- 2°
ervaring op het gebied van samenwerking met andere personen die beroepsmatig op het gebied van de gezondheidszorg werkzaam zijn.
8.
Het in artikel 3, eerste lid, onder h, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is:
- a.
in een cyclisch proces van kwaliteitszorg te werken aan continue toetsing en verbetering van de verpleegkundige zorgverlening en organisatie van de zorg;
- b.
tot het initiëren en stimuleren van inhoudelijke verbeteringen en het maken van afspraken over een optimale organisatie ten behoeve van de continuïteit en kwaliteit van de zorgverlening;
- c.
om nieuwe inzichten te vertalen naar de cliëntenzorg en daarbij te handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de verpleegkundige beroepsuitoefening;
- d.
zorgbehoevenden en hun naasten onafhankelijk te adviseren, instrueren en ondersteunen.