Einde inhoudsopgave
Wet arbeid vreemdelingen
Artikel 4 [Uitzondering voor verblijfvergunninghouders]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 505 (uitgifte: 27-10-2021, kamerstukken: 35680)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 609 (uitgifte: 16-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is evenmin van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die beschikt over een krachtens de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven verblijfsvergunning, welke is voorzien van een aantekening van Onze Minister van Veiligheid en Justitie waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid.
2.
Een zodanige aantekening wordt uitsluitend afgegeven aan een vreemdeling:
- a.
die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder b of d, van de Vreemdelingenwet 2000;
- b.
die gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar heeft beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd; of
- c.
die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.