Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 23 [Bepaling tot vermijding van dubbele belasting (Dispositions pour éliminer les doubles impositions)]
Geldend
Geldend vanaf 20-10-1969
- Bronpublicatie:
08-05-1968, Trb. 1968, 76 (uitgifte: 30-05-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-10-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-11-1969, Trb. 1969, 220 (uitgifte: 01-01-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, in Luxemburg mogen worden belast.
2.
Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen betreffende de verliescompensatie in de eigen voorschriften tot het vermijden van dubbele belasting, verleent Nederland een vermindering op het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende belastingbedrag, tot een bedrag gelijk aan dat gedeelte van dat belastingbedrag dat tot dat belastingbedrag in dezelfde verhouding staat, als het bedrag van de bestanddelen van het inkomen of het vermogen die volgens de artikelen 6, 7, 8, 9, 10, zesde lid, 11, vierde lid, 12, vierde lid, 14, eerste, tweede en derde lid, 15, 16, eerste lid, 17, eerste lid, 18, 20 en 22, eerste, tweede en derde lid, van dit Verdrag in Luxemburg mogen worden belast, staat tot het bedrag van het inkomen of het vermogen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.
Voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, in Luxemburg mogen worden belast en die in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen, verleent Nederland op de aldus berekende belasting een vermindering ter grootte van het laagste van de volgende bedragen:
- a)
het bedrag dat gelijk is aan de in Luxemburg geheven belasting;
- b)
het bedrag dat gelijk is aan dat gedeelte van het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende bedrag van de Nederlandse belasting, dat tot dat belastingbedrag in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de genoemde bestanddelen van het inkomen staat tot het bedrag van het inkomen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.
3.
Indien een inwoner van Luxemburg inkomen verkrijgt of vermogen bezit dat overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Nederland mag worden belast, stelt Luxemburg, behoudens de bepalingen van het vierde lid, dat inkomen of vermogen vrij van belasting; Luxemburg mag evenwel, bij het berekenen van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner, het belastingtarief toepassen, dat van toepassing zou zijn geweest, indien het vrijgestelde inkomen of vermogen niet was vrijgesteld. Deze vrijstelling geldt evenwel niet voor voordelen, verkregen uit een vervreemding als bedoeld is in artikel 14, vijfde lid.
4.
Indien een inwoner van Luxemburg inkomen verkrijgt dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, tweede lid, in Nederland mag worden belast, verleent Luxemburg een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in Nederland betaalde belasting. Deze vermindering overschrijdt evenwel niet dat deel van de belasting, zoals deze berekend is vóór het verlenen van de vermindering, dat aan het uit Nederland verkregen inkomen kan worden toegerekend.
5.
Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner van Nederland is aan een lichaam dat inwoner van Luxemburg is, zijn in Luxemburg vrijgesteld van belasting, echter slechts voor zover zij krachtens de Luxemburgse wetgeving zouden zijn vrijgesteld, indien beide lichamen inwoner van Luxemburg waren. In dat geval zijn de bepalingen van het voorgaande lid niet van toepassing.
6.
Indien een inwoner van een van de Staten voordelen verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, vijfde lid, in de andere Staat mogen worden belast, verleent die andere Staat een vermindering op zijn belasting over die voordelen tot een bedrag dat gelijk is aan de belasting van de eerstbedoelde Staat die op die voordelen betrekking heeft.