Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
3.6 Buitenlandse adoptiekinderen en adoptiefkinderen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
21-06-2018, Stcrt. 2018, 36067 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: WBV 2018/4)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2018, Stcrt. 2018, 36067 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: WBV 2018/4)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
3.6.1. Buitenlandse adoptiekinderen
De IND maakt een onderscheid tussen buitenlandse adoptiekinderen en buitenlandse adoptiefkinderen (zie paragraaf 3.6.4).
De IND verstaat onder buitenlandse adoptiekinderen:
- •
niet Nederlandse en in de zin van de Nederlandse wet minderjarige kinderen;
- •
die buiten Nederland zijn geboren; en
- •
in Nederland met het oog op adoptie in een ander gezin dan het ouderlijke worden of zullen worden verzorgd en opgevoed in zodanige omstandigheden dat de verzorgers de plaats van de ouders innemen.
De IND toetst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van een buitenlands adoptiekind aan artikel 3.26, eerste lid, Vb als sprake is van één van de volgende omstandigheden:
- •
in Nederland moet (alsnog) in de adoptie worden voorzien;
- •
de buitenlandse rechter heeft ingestemd met de plaatsing van het kind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders maar hij moet de definitieve adoptie nog uitspreken; of
- •
erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissing door de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:109 BW moet nog plaatsvinden; of
- •
de buitenlandse adoptiebeslissing kan niet op grond van het Haags adoptieverdrag of op grond van artikel 10:103 t/m artikel 10:112 BW worden erkend; of
- •
de rechtsgeldigheid van de buitenlandse adoptiebeslissing is nog niet door de Nederlandse rechter bij een niet meer voor hogere voorziening vatbare beslissing erkend, in de situatie dat de aspirant- adoptiefouders die hun woon- of verblijfplaats in Nederland hebben niet de procedure hebben gevolgd zoals vereist op grond van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka).
3.6.2. Wobka
De IND verleent de verblijfsvergunning regulier onder de beperking familie- of gezinslid als aan alle volgende vereisten van de Wobka als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, Vb is voldaan:
- •
de Minister voor Rechtsbescherming heeft een beginseltoestemming afgegeven (artikel 2 Wobka);
- •
de Minister voor Rechtsbescherming heeft ingestemd met de opneming van het buitenlandse adoptiekind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders;
- •
er is een medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse adoptiekind (artikel 8, aanhef en onder b, Wobka) overgelegd waaruit blijkt dat het kind niet lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte. Dit vereiste zal er niet toe leiden dat een gehandicapt kind nooit zou kunnen worden opgenomen. Als uit de medische verklaring blijkt dat het kind al op tbc is getest, hoeft het kind niet alsnog (hier te lande) een onderzoek naar tbc te ondergaan, voor zover dit onderzoek op grond van zijn nationaliteit vereist is;
- •
de afstand door de biologische ouder(s) van het buitenlandse adoptiekind is naar behoren geregeld (artikel 8, aanhef onder d, Wobka); en
- •
de autoriteiten in het land van herkomst stemmen in met de opneming van het buitenlandse adoptiekind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders (artikel 8, aanhef en onder e, Wobka).
De IND wijst de aanvraag af als bij het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding de identiteit van het buitenlandse adoptiekind niet op een andere manier is aangetoond.
Versnelde procedure
De IND handelt de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van het adoptiekind versneld – binnen twee weken – af als deze wordt ingediend door de bemiddelende, vergunninghoudende instantie namens de aspirant-adoptiefouders.
Nadat de IND heeft gecontroleerd of de beginseltoestemming is afgegeven en de Statement of approval (bij Verdragsadopties) dan wel de beginseltoestemming op naam (bij niet Verdragsadopties) en de leges zijn betaald, geeft de IND de toestemming aan de Nederlandse vertegenwoordiging in het land van herkomst voor afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf. Hierbij geldt het voorbehoud dat de volgende bewijsmiddelen worden overgelegd bij de Nederlandse vertegenwoordiging:
- •
de afstandsverklaring van de biologisch ouders;
- •
de verklaring van de bevoegde autoriteiten waaruit moet blijken dat zij hebben ingestemd met de opneming van het buitenlandse adoptiekind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders;
- •
de medische verklaring, niet ouder dan zes maanden, waaruit moet blijken dat in redelijkheid kan worden aangenomen dat het adoptiekind niet lijdt aan een gevaarlijke of besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte.
De betrokken Nederlandse vertegenwoordiging controleert of de afstandsverklaring van de biologische ouders, de verklaring van de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst, waaruit moet blijken dat de autoriteiten van het land van herkomst hebben ingestemd met de opneming van het buitenlandse adoptiekind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders en de medische verklaring aanwezig zijn.
Als er bij de Nederlandse vertegenwoordiging twijfel bestaat over de juistheid van bovengenoemde documenten, legt de Nederlandse vertegenwoordiging de zaak aan de IND voor. De IND stelt nader onderzoek in en beslist op basis van het onderzoeksresultaat of de machtiging tot voorlopig verblijf kan worden afgegeven door de Nederlandse vertegenwoordiging.
3.6.3. Afwachten van het onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders
Als het buitenlandse adoptiekind, als bedoeld in artikel 3.27Vb, op het tijdstip van de inreis in Nederland sinds meer dan een jaar verblijft bij de aspirant-adoptiefouders en door hen wordt verzorgd en opgevoed, vindt er geen onderzoek meer plaats naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders. De IND merkt het buitenlands adoptiekind dan aan als een minderjarig juridisch kind als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid aanhef en onder c, Vb, mits wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.27, eerste lid aanhef en onder a en b. Vb. In dat geval beoordeelt de IND de toelating van het kind aan de hand van artikelen 3.13 t/m 3.22 Vb.
De IND wijst de aanvraag af als bij het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding de identiteit van het buitenlandse adoptiekind niet op een andere manier is aangetoond.
3.6.4. Buitenlandse adoptiefkinderen
Een adoptiefkind is een juridisch kind als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder c, Vb.
Onder buitenlands adoptiefkind wordt verstaan een niet Nederlands en in de zin van de Nederlandse wet minderjarig kind:
- •
van wie de buitenlandse adoptiebeslissing op grond van het Haags adoptieverdrag van rechtswege wordt erkend;
- •
van wie de buitenlandse adoptiebeslissing op grond van artikel 10:108 BW van rechtswege wordt erkend;
- •
van wie de buitenlandse adoptiebeslissing op grond van artikel 10:109 BW door de Nederlandse rechter is erkend;
- •
van wie de rechtsgeldigheid van de buitenlandse adoptiebeslissing door de Nederlandse rechter bij een niet meer voor hogere voorziening vatbare beslissing is erkend, in de situatie dat de adoptiefouders die hun woon- of verblijfplaats in Nederland hebben niet de procedure hebben gevolgd zoals vereist op grond van de Wobka; of
- •
dat in Nederland is geadopteerd.
De IND beoordeelt de toelating van buitenlandse adoptiefkinderen aan de hand van artikelen 3.13 t/m 3.22a Vb.