Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 43
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2021
- Bronpublicatie:
16-06-2021, Stb. 2021, 300 (uitgifte: 25-06-2021, kamerstukken: 35242)
- Inwerkingtreding
15-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-2021, Stb. 2021, 335 (uitgifte: 14-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De diensten zijn bevoegd tot het verrichten van DNA-onderzoek op basis van celmateriaal op voorwerpen ten behoeve van:
- a.
het vaststellen van de identiteit van een persoon;
- b.
de verificatie van de identiteit van een persoon.
Het DNA-onderzoek vindt plaats met het oog op vergelijking van DNA-profielen.
2.
De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid mag slechts worden uitgeoefend, indien door Onze betrokken Minister daarvoor op een daartoe strekkend verzoek schriftelijk toestemming is verleend aan het hoofd van de dienst.
3.
Het verzoek om toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan door het hoofd van de dienst en bevat in aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 29, tweede lid:
- a.
een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon ten aanzien van wie de uitoefening van de bevoegdheid wordt verlangd, voor zover deze bekend is;
- b.
een nauwkeurige omschrijving van het celmateriaal, waaronder begrepen het voorwerp met daarop mogelijk celmateriaal, waaraan het onderzoek wordt verricht alsmede de wijze waarop dit is verkregen.
4.
Het in het eerste lid bedoelde DNA-onderzoek wordt binnen drie maanden nadat het celmateriaal, waaronder begrepen het voorwerp met daarop mogelijk celmateriaal, is vergaard, uitgevoerd. Indien binnen deze termijn geen DNA-onderzoek kan plaatsvinden wordt het celmateriaal, waaronder begrepen het voorwerp met daarop mogelijk celmateriaal, terstond vernietigd, tenzij Onze betrokken Minister de termijn, bedoeld in de eerste volzin, op een daartoe strekkend verzoek van het hoofd van de dienst voor een periode van ten hoogste drie maanden heeft verlengd. In aanvulling op het bepaalde in artikel 29, tweede lid, wordt in het verzoek de reden aangegeven waarom het DNA-onderzoek niet binnen de termijn van drie maanden heeft kunnen plaatsvinden.
5.
Het vergaarde celmateriaal, waaronder begrepen het voorwerp met daarop mogelijk celmateriaal, wordt binnen drie maanden na het DNA-onderzoek vernietigd. Van vernietiging van het voorwerp wordt afgezien, indien dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 42, tweede lid, kan worden teruggeplaatst. Van de vernietiging wordt een verslag gemaakt.
6.
De resultaten van een DNA-onderzoek mogen uitsluitend worden verwerkt voor het onderzoek ten behoeve waarvan de toestemming is verleend. Elk verdere verwerking is slechts toegestaan, indien daarvoor toestemming is verkregen van Onze betrokken Minister. Het verzoek om toestemming wordt gedaan door het hoofd van de dienst en bevat in aanvulling op hetgeen in artikel 29, tweede lid, is bepaald:
- a.
een nauwkeurige omschrijving van de beoogde verdere verwerking;
- b.
voor zover het de verstrekking van de resultaten van het DNA-onderzoek aan een derde betreft, welke derde het betreft.
7.
Het door of ten behoeve van de dienst vervaardigde DNA-profiel wordt voor ten hoogste vijf jaren bewaard en daarna terstond vernietigd. Op een daartoe strekkend verzoek van het hoofd van de dienst aan Onze betrokken Minister kan de bewaartermijn telkens voor ten hoogste vijf jaren worden verlengd met dien verstande dat de bewaartermijn in totaliteit de dertig jaar niet overschrijdt. Artikel 29, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
8.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het verrichten van DNA-onderzoek, het verwerken van DNA-profielen, waaronder begrepen de inrichting, het beheer en de toegang tot deze gegevens, en de omgang met celmateriaal, waaronder begrepen voorwerpen met daarop mogelijk celmateriaal. De bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels hebben mede betrekking op medewerkers van de dienst die bij de uitvoering van het DNA-onderzoek fysiek in aanraking kunnen komen met voorwerpen met daarop mogelijk celmateriaal en het veiliggestelde celmateriaal. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.