Einde inhoudsopgave
Wet medezeggenschap op scholen
Artikel 35a Executoriale titel
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
15-06-2016, Stb. 2016, 273 (uitgifte: 14-07-2016, kamerstukken: 34251)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-08-2016, Stb. 2016, 327 (uitgifte: 14-09-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Medezeggenschap
1.
De tenuitvoerlegging van een uitspraak van de commissie waaraan een dwangsom als bedoeld in artikel 31, vierde lid, is verbonden kan plaatsvinden nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het bevoegd gezag is gevestigd, ter griffie van welke rechtbank het origineel van de uitspraak is neergelegd, daartoe op verzoek van de medezeggenschapsraad verlof heeft verleend.
2.
Neerleggen ter griffie als bedoeld in het eerste lid vindt plaats door de commissie na een schriftelijk verzoek van de medezeggenschapsraad daartoe. Het verzoek van de medezeggenschapsraad tot neerleggen ter griffie vindt plaats uiterlijk twee jaar na de datum waarop de uitspraak door de commissie is gedaan.
3.
Het verlof, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetekend op het origineel van de uitspraak. De griffier zendt ten spoedigste aan de partijen een gewaarmerkt afschrift van de uitspraak met het daarop aangetekend verlof tot tenuitvoerlegging.
4.
Verlof als bedoeld in het eerste lid, kan eerst worden verleend nadat de op grond van artikel 36, tweede lid, geldende termijn voor hoger beroep ongebruikt is verstreken, dan wel eerder indien schriftelijk van hoger beroep afstand is gedaan.
5.
De voorzieningenrechter van de rechtbank kan de tenuitvoerlegging van de uitspraak slechts weigeren indien hem na summierlijk onderzoek is gebleken dat de uitspraak of de wijze waarop die tot stand is gekomen kennelijk in strijd is met de openbare orde of dat de aan de uitspraak verbonden dwangsom is opgelegd in strijd met artikel 31, vierde lid, of de bepalingen van de derde afdeling van de vijfde titel van het tweede boekvan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In dit laatste geval betreft de weigering alleen de tenuitvoerlegging van de dwangsom.