Einde inhoudsopgave
Wet medezeggenschap op scholen
Artikel 34 Geschillen adviesbevoegdheid
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 235 (uitgifte: 08-07-2020, kamerstukken: 35102)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-11-2020, Stb. 2020, 469 (uitgifte: 24-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Medezeggenschap
1.
Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het een advies van de medezeggenschapsraad, vereist ingevolge artikel 11, dan wel ingevolge de toepassing van artikel 24, tweede en derde lid, niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van het besluit opgeschort met zes weken, tenzij de medezeggenschapsraad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bedenkingen heeft.
2.
De medezeggenschapsraad kan in het geval, bedoeld in het eerste lid, een geschil voorleggen aan de commissie binnen zes weken nadat het betrokken besluit door het bevoegd gezag is genomen.
3.
De medezeggenschapsraad kan in het geval waarin het bevoegd gezag ten onrechte geen advies heeft gevraagd, binnen zes weken nadat is gebleken dat het bevoegd gezag uitvoering of toepassing geeft aan dat besluit een geschil voorleggen aan de commissie. De medezeggenschapsraad verstrekt daarbij het advies dat zou zijn gegeven indien advies zou zijn gevraagd. Voor de behandeling van het geschil geldt dit advies als niet of niet geheel gevolgd. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
4.
Het voorleggen van een geschil als bedoeld in het tweede of derde lid geschiedt onder overlegging van de argumenten voor het advies en de argumenten voor het oordeel dat door het niet of niet geheel volgen van het advies de belangen van de school of van de medezeggenschapsraad ernstig worden geschaad. De commissie stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid, zijn argumenten voor het niet of niet geheel volgen van het advies bij de commissie naar voren te brengen. De behandeling van het verzoek verlengt de opschorting, bedoeld in het eerste lid, niet.
5.
De commissie beoordeelt of het bevoegd gezag bij niet of niet geheel volgen van het advies van de medezeggenschapsraad bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
6.
De commissie doet vervolgens de uitspraak of het betrokken besluit al dan niet in stand kan blijven. De commissie is daarbij bevoegd, indien de medezeggenschapsraad daarom heeft verzocht, een of meer van de volgende voorzieningen te treffen:
- a.
het opleggen van de verplichting aan het bevoegd gezag om aan te wijzen gevolgen van dat besluit ongedaan te maken;
- b.
het opleggen van een verplichting aan het bevoegd gezag tot nalaten om handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit of van onderdelen daarvan.