Einde inhoudsopgave
Algemene nabestaandenwet
Artikel 29a [Tegemoetkoming]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
11-12-2019, Stb. 2019, 483 (uitgifte: 17-12-2019, kamerstukken: 35275)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2019, Stb. 2019, 484 (uitgifte: 17-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
1.
Degene die een nabestaandenuitkering ontvangt, heeft tevens recht op een tegemoetkoming.
2.
Degene die een wezenuitkering ontvangt, heeft tevens recht op een tegemoetkoming.
3.
De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet beschouwd als een nabestaandenuitkering of wezenuitkering op grond van deze wet, behoudens voor de toepassing van artikel 16, tweede lid, en afdeling II van hoofdstuk 3.
4.
Artikel 2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte, de indexering en de wijze van betaling van de tegemoetkoming.
6.
De tegemoetkoming bedraagt indien de nabestaande of de wees woont buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het op grond van het eerste tot en met vijfde lid vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar de nabestaande of wees woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100.
7.
De tegemoetkoming is niet vatbaar voor beslag.