Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/14/EG tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 23-03-2002
- Bronpublicatie:
11-03-2002, PbEU 2002, L 80 (uitgifte: 23-03-2002, regelingnummer: 2002/14/EG)
- Inwerkingtreding
23-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2002, PbEU 2002, L 80 (uitgifte: 23-03-2002, regelingnummer: 2002/14/EG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 137, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),
Volgens de procedure van artikel 251(4) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 23 januari 2002 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Luidens artikel 136 van het Verdrag stellen de Gemeenschap en de lidstaten zich met name de bevordering van de sociale dialoog ten doel.
- (2)
In punt 17 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers is onder meer bepaald dat ‘de voorlichting, de raadpleging en de inspraak van de werknemers op gepaste wijze moeten worden ontwikkeld, rekening houdende met de in de verschillende lidstaten geldende gebruiken’.
- (3)
De Commissie heeft de sociale partners op communautair niveau geraadpleegd over de mogelijke richting van een communautair optreden op het gebied van informatie en raadpleging van de werknemers in ondernemingen in de Gemeenschap.
- (4)
Na deze raadpleging achtte de Commissie een communautair optreden raadzaam en heeft zij de sociale partners andermaal geraadpleegd, nu over de inhoud van het voorgenomen voorstel; dezen hebben de Commissie hun advies doen toekomen.
- (5)
Na afloop van deze tweede raadplegingsfase hebben de sociale partners niet aangegeven het proces dat tot een overeenkomst zou kunnen leiden, op gang te willen brengen.
- (6)
De op communautair en nationaal niveau bestaande wettelijke kaders die de betrokkenheid van de werknemers bij de sturing van de onderneming en bij beslissingen die hen aangaan moeten verzekeren, hebben niet altijd kunnen verhinderen dat er toch beslissingen met ingrijpende gevolgen voor werknemers werden genomen en bekendgemaakt, zonder dat vooraf passende informatie- en raadplegingsprocedures waren gevolgd.
- (7)
De sociale dialoog en het wederzijds vertrouwen binnen de ondernemingen dienen verbeterd te worden teneinde het anticiperen op risico's te bevorderen, de flexibiliteit van de organisatie van het werk te bevorderen en de toegang van de werknemers tot opleidingsmogelijkheden binnen de onderneming te handhaven in een kader van zekerheid, de bewustmaking van werknemers ten aanzien van de noodzaak van aanpassingen te stimuleren, de bereidheid van de werknemers om deel te nemen aan maatregelen en acties ter verbetering van hun inzetbaarheid te vergroten, de betrokkenheid van de werknemers bij de plannen voor de toekomst van de onderneming te bevorderen, en het concurrentievermogen daarvan te versterken.
- (8)
Van bijzonder belang is het bevorderen en intensiveren van informatie en raadpleging over de situatie en de vermoedelijke evolutie van de werkgelegenheid in de onderneming, alsmede, — wanneer de evaluatie van de werkgever wijst op een mogelijke bedreiging van de werkgelegenheid in de onderneming — over voorgenomen anticiperende maatregelen, met name inzake opleiding en ontwikkeling van de vaardigheden van de werknemers, zulks teneinde de negatieve effecten af te wenden of te verzachten, en de inzetbaarheid en het aanpassingsvermogen van de bedreigde werknemers te verbeteren.
- (9)
Tijdige informatie en raadpleging is een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van de herstructurering en aanpassing van de ondernemingen aan de nieuwe omstandigheden die het gevolg zijn van de mondialisering van de economie, met name door de ontwikkeling van nieuwe vormen van arbeidsorganisatie.
- (10)
De Gemeenschap heeft een werkgelegenheidsstrategie uitgestippeld en geïmplementeerd die berust op de begrippen ‘anticipatie’, ‘preventie’ en ‘inzetbaarheid’; deze begrippen moeten een centrale rol krijgen in alle beleidsmaatregelen die de werkgelegenheid ten goede kunnen komen — met inbegrip van maatregelen van ondernemingen — door de sociale dialoog op te voeren om veranderingen te vergemakkelijken zonder af te doen aan de prioritaire doelstelling van de werkgelegenheid.
- (11)
De ontwikkeling van de interne markt dient harmonieus te verlopen; zij mag geen afbreuk doen aan de essentiële waarden waarop onze samenlevingen zijn gebaseerd en moet waarborgen dat alle burgers van de economische ontwikkeling kunnen profiteren.
- (12)
De derde fase van de economische en monetaire unie heeft geleid tot intensivering en versnelling van de concurrentiedruk op Europees niveau. Dit maakt meer begeleidende sociale maatregelen op nationaal niveau noodzakelijk.
- (13)
De op communautair en nationaal niveau bestaande wettelijke kaders inzake behandeling a posteriori van informatie en raadpleging van de werknemers voorzien al te vaak in een veranderingsproces; zij bevatten geen bepalingen over de economische aspecten van beslissingen of over het anticiperen op werkgelegenheidsontwikkelingen binnen ondernemingen en risicopreventie.
- (14)
Vanwege deze politieke, economische, sociale en juridische ontwikkelingen dient het bestaande wettelijke kader te worden aangepast, zodat het voorziet in de praktische en juridische instrumenten die de uitoefening van het recht op informatie en raadpleging mogelijk maken.
- (15)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan nationale systemen die voorschrijven dat de concrete uitoefening van dit recht gepaard moet gaan met een collectieve wilsuiting.
- (16)
Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan systemen die voorzien in rechtstreekse betrokkenheid van werknemers, mits zij hun recht op informatie en raadpleging ook via hun vertegenwoordigers kunnen uitoefenen.
- (17)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt — omdat het gaat om de vaststelling van een algemeen kader voor informatie en raadpleging van werknemers dat is aangepast aan de hierboven beschreven nieuwe Europese context — en derhalve, gezien de omvang en de effecten van de geplande actie, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (18)
Dit algemeen kader heeft als doel minimumvoorschriften vast te stellen die voor de gehele Gemeenschap gelden en belet niet dat de lidstaten voorzien in bepalingen die gunstiger zijn voor de werknemers.
- (19)
Dit algemeen kader heeft tevens als doel te vermijden dat administratieve, financiële of juridische beperkingen de oprichting en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen belemmeren. Daartoe lijkt het dienstig, de werkingssfeer van deze richtlijn, naar keuze van de lidstaten, te beperken tot ondernemingen met ten minste 50 of vestigingen met ten minste 20 werknemers.
- (20)
Hierbij wordt rekening gehouden met, maar geen afbreuk gedaan aan, andere nationale maatregelen en praktijken die gericht zijn op het bevorderen van de sociale dialoog binnen ondernemingen die niet door deze richtlijn zijn gedekt en binnen overheidsinstanties.
- (21)
Lidstaten waar geen gevestigd wettelijk systeem voor informatie en raadpleging van werknemers- en werkgeversvertegenwoordiging is, dienen echter voorlopig de mogelijkheid te hebben de werkingssfeer van deze richtlijn betreffende het aantal werknemers verder te beperken.
- (22)
Het communautaire kader voor informatie en raadpleging van werknemers dient de last voor de ondernemingen tot een minimum te beperken, doch zonder de effectieve uitoefening van de toegekende rechten in het gedrang te brengen.
- (23)
Het doel van deze richtlijn dient te worden bereikt door de vaststelling van een algemeen kader dat de beginselen, definities en regelingen voor informatie en raadpleging omvat, dat de lidstaten in acht dienen te nemen en aan de nationale omstandigheden dienen aan te passen; hierbij kan aan de sociale partners eventueel een centrale rol worden toebedeeld, zodat zij vrijelijk, door middel van akkoorden, regelingen inzake informatie en de raadpleging kunnen treffen die beter aansluiten bij hun behoeften en wensen.
- (24)
Sommige bijzondere regels in bepaalde nationale wetgevingen betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers, ten behoeve van ondernemingen of vestigingen die politieke, confessionele, charitatieve, educatieve, wetenschappelijke of kunstzinnige doeleinden nastreven, of doeleinden op het gebied van informatie, voorlichting of opinievorming, of die ten dienste staan van beroepsorganisaties, dienen onverlet te blijven.
- (25)
De ondernemingen en vestigingen dienen beschermd te worden tegen het openbaar worden van bepaalde bijzonder gevoelige informatie.
- (26)
De werkgever moet kunnen afzien van informatie en raadpleging wanneer die de onderneming of vestiging ernstig zouden schaden, of wanneer hij onmiddellijk gevolg moet geven aan een bevel van een regelgevende of toezichthoudende instantie.
- (27)
Informatie en raadpleging impliceren rechten en verplichtingen voor de sociale partners op het niveau van de onderneming of van de vestiging.
- (28)
In geval van inbreuk op de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn dienen administratieve of gerechtelijke procedures van toepassing te zijn, alsmede doeltreffende en afschrikkende sancties die in verhouding staan tot de ernst van de overtreding.
- (29)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan eventueel specifiekere bepalingen van Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag(5) en van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan(6).
- (30)
Andere rechten inzake informatie en raadpleging, met inbegrip van de rechten die voortvloeien uit Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers(7), dienen door deze richtlijn onverlet te worden gelaten.
- (31)
De uitvoering van deze richtlijn mag geen rechtvaardiging vormen voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers op de onder deze richtlijn vallende gebieden,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 2 van 5.1.1999, blz. 3.
PB C 258 van 10.9.1999, blz. 24.
PB C 144 van 16.5.2001, blz. 58.
Advies van het Europees Parlement van 14 april 1999 (PB C 219 van 30.7.1999, blz. 223), bevestigd op 16 september 1999 (PB C 54 van 25.2.2000, blz. 55), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 juli 2001 (PB C 307 van 31.10.2001, blz. 16) en besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 5 februari 2002 en Besluit van de Raad van 18 februari 2002.
PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16.
PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.
PB L 254 van 30.9.1994, blz. 64. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/74/EG (PB L 10 van 16.1.1998, blz. 22).