Einde inhoudsopgave
Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
Artikel 26 [Voldoening vorderingen. Maxima]
Geldend
Geldend vanaf 30-07-2011
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende lid 4 komt niet overeen met de te wijzigen tekst. Deze wijziging is van toepassing op depositogarantieregelingen die in werking worden gesteld op of na de datum van inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
08-07-2011, Stb. 2011, 374 (uitgifte: 29-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-07-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-2011, Stb. 2011, 374 (uitgifte: 29-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Vorderingen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, die door de Nederlandsche Bank zijn vastgesteld, worden voldaan in de vorm van terugbetaling tot het in het vierde lid genoemde maximum.
2.
Vorderingen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, die door de Nederlandsche Bank zijn vastgesteld, worden voorzover mogelijk voldaan door het teruggeven van de in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, genoemde financiële instrumenten. Indien dit niet mogelijk is, wordt de vordering in geld voldaan tot het in het vierde lidgenoemde maximum. In het laatste geval wordt de waarde van de vordering, tenzij wettelijk of contractueel anders is bepaald, vastgesteld op de marktwaarde van de financiële instrumenten op het tijdstip waarop de Nederlandsche Bank de betalingsonmacht bij de financiële onderneming constateerde.
3.
Bij het vaststellen van de waarde van een vastgestelde vordering houdt de Nederlandsche Bank rekening met mogelijke bevoegdheden om die vordering en andere vorderingen onderling op grond van de wet of overeenkomst te verrekenen.
4.
Voor voldoening komen in aanmerking vorderingen tot maximaal € 20.000 per persoon als bedoeld in artikel 9 per betalingsonmachtige financiële onderneming.
5.
Tenzij contractueel is bepaald dat de personen, bedoeld in artikel 9, onderdeel b, in een andere verhouding gerechtigd zijn tot de vorderingen, ontvangen zij ieder een vergoeding ter grootte van een evenredig deel van het totaal van de vastgestelde vorderingen met inachtneming van hetgeen in het tweede lid is bepaald.
6.
Is er meer dan een derde als bedoeld in artikel 9, onderdeel c, dan wordt het aandeel van elk van hen en de vergoeding als bedoeld in het tweede lid aan elk van hen berekend op de voet van het vijfde lid van dit artikel.
7.
Onze Minister kan besluiten dat, in afwijking van het vierde lid, andere maxima gelden voor de voor voldoening in aanmerking komende vorderingen. Onze Minister maakt het besluit daartoe bekend in de Staatscourant.