Einde inhoudsopgave
Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen
Artikel 41 Persoonlijke onschendbaarheid van de consulaire ambtenaren
Geldend
Geldend vanaf 19-03-1967
- Bronpublicatie:
24-04-1963, Trb. 1981, 143 (uitgifte: 03-07-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
19-03-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-1963, Trb. 1981, 143 (uitgifte: 03-07-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
1.
Consulaire ambtenaren zijn gevrijwaard tegen arrestatie of voorlopige hechtenis, behalve in geval van een ernstig misdrijf en ingevolge een beslissing genomen door de bevoegde rechterlijke autoriteit.
2.
Behalve in het in het eerste lid van dit artikel bedoelde geval, mogen consulaire ambtenaren niet gearresteerd worden of aan enigerlei andere vorm van beperking van hun persoonlijke vrijheid worden onderworpen, behalve bij de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
3.
Indien tegen een consulaire ambtenaar een strafvervolging aanhangig wordt gemaakt, moet hij voor de bevoegde autoriteiten verschijnen. Het proces dient evenwel te worden gevoerd met de eerbied die hem uit hoofde van zijn officiële positie toekomt en, behalve in het in het eerste lid van dit artikel bedoelde geval, op een wijze die aan de uitoefening van de consulaire werkzaamheden zo weinig mogelijk afbreuk doet. Wanneer het in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden noodzakelijk is een consulaire ambtenaar in voorlopige hechtenis te nemen, dient met het proces tegen hem zo spoedig mogelijk een aanvang te worden gemaakt.