Einde inhoudsopgave
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2020
- Bronpublicatie:
08-10-2020, Stb. 2020, 394 (uitgifte: 23-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-10-2020, Stb. 2020, 394 (uitgifte: 23-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
Indien een opsporingsambtenaar celmateriaal van een onbekende verdachte heeft veiliggesteld of een voorwerp in beslag heeft genomen waarop zich mogelijkerwijs celmateriaal van die persoon bevindt, en er geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, zendt hij dat celmateriaal ten behoeve van het verrichten van een DNA-onderzoek na een daartoe verstrekte opdracht van de officier van justitie, de hulpofficier van justitie of de rechter-commissaris naar een laboratorium als bedoeld in dat artikellid. De artikelen 4, vierde lid, en 4a, derde lid, laatste volzin, en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.