Einde inhoudsopgave
Gerechtsdeurwaarderswet
Artikel 40 [Afschrift klaagschrift]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
12-07-2012, Stb. 2012, 313 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken: 32891)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 314 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Gerechtsdeurwaarder
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Indien artikel 39, eerste lid, geen toepassing vindt of het verzet gegrond is verklaard, zendt de secretaris zo spoedig mogelijk een afschrift van het klaagschrift en de daarbij gevoegde bescheiden aan de betrokken gerechtsdeurwaarder.
2.
Binnen een maand na dagtekening van de verzending van de in het eerste lid bedoelde bescheiden kan de betrokken gerechtsdeurwaarder een verweerschrift indienen; de voorzitter kan deze termijn op verzoek verlengen. De secretaris zendt afschrift van dit geschrift aan de klager.
3.
De voorzitter is bevoegd aan de betrokken gerechtsdeurwaarder te vragen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijke inlichtingen te verschaffen en onder hem berustende of te zijner beschikking staande bescheiden, al dan niet in gewaarmerkt afschrift, en voorwerpen in te zenden.