Einde inhoudsopgave
Faillissementswet
Artikel 214 [Op verzoek van schuldenaar; verzoekschrift; ontwerpakkoord]
Geldend
Geldend vanaf 04-11-2022
- Bronpublicatie:
13-10-2022, Stb. 2022, 428 (uitgifte: 03-11-2022, kamerstukken: 36105)
- Inwerkingtreding
04-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2022, Stb. 2022, 428 (uitgifte: 03-11-2022, kamerstukken: 36105)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Surseance van betaling
1.
De schuldenaar die voorziet, dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan, kan surseance van betaling aanvragen.
2.
Hij zal zich daartoe, onder overlegging van een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat als bedoeld in artikel 96, bij verzoekschrift, door hemzelf en zijn advocaat ondertekend, wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2. Het verzoekschrift bevat zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen of hem rechtsmacht toekomt op grond van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
3.
Bij het verzoekschrift kan een ontwerp van een akkoord worden gevoegd.
4.
Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een bank als bedoeld in artikel 212g, eerste lid, onderdeel a, noch aan een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 212oo, tweede zin, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213, noch aan een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 213ll, onderdeel b.