Einde inhoudsopgave
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Artikel 83
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2022, 15 (uitgifte: 11-01-2022, kamerstukken: 35547)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2022, Stb. 2022, 98 (uitgifte: 01-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Klacht- en tuchtrecht
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
1.
Een voordracht als bedoeld in artikel 79, tweede lid, dient een omschrijving van de ter zake dienende feiten en omstandigheden te bevatten en te vermelden welke der in artikel 80, eerste lid, bedoelde maatregelen worden voorgesteld en, zo het een maatregel als in dat lid, onder a en b, omschreven betreft, de inhoud daarvan. Artikel 65, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Van een voordracht als bedoeld in het eerste lid zendt de secretaris van het regionale tuchtcollege een afschrift aan degene op wie de voordracht betrekking heeft.
3.
De voorzitter van het regionale tuchtcollege kan besluiten dat een zaak om een voorziening te treffen, bedoeld in artikel 79, eerste lid, gevoegd wordt behandeld met een zaak, bedoeld in artikel 47, indien de voordracht en het klaagschrift betrekking hebben op dezelfde beroepsbeoefenaar.
4.
Bij de gevoegde behandeling van een zaak als bedoeld in het derde lid, is het college voor de behandeling van een zaak bedoeld in artikel 79, eerste lid, samengesteld uit de voorzitter, een gemeenschappelijk rechtsgeleerd lid en drie leden-beroepsgenoten die behoren tot de categorie arts of de categorie gezondheidszorgpsycholoog en voor de behandeling van een zaak, bedoeld in artikel 47, uit de voorzitter, het gemeenschappelijk rechtsgeleerde lid en drie leden-beroepsgenoten, benoemd voor de categorie waartoe de beklaagde behoort, een en ander met de mogelijkheid van plaatsvervanging.
5.
De inspecteur en degene op wie de voordracht betrekking heeft, kunnen zich doen vertegenwoordigen door een gemachtigde en zich doen bijstaan door een raadsman. De gemachtigde moet, desgevraagd, zijn bevoegdheid aantonen door het overleggen van een schriftelijke volmacht. Advocaten, als gemachtigden optredende, zijn tot deze overlegging niet gehouden. De voorzitter van het regionale tuchtcollege kan slechts weigeren een persoon die geen advocaat is als gemachtigde of als raadsman toe te laten, indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat door de toelating van die persoon een behoorlijke uitoefening van de rechtspraak zal worden belemmerd. De weigering wordt door de voorzitter schriftelijk gemotiveerd.
6.
Na verzending van het afschrift, bedoeld in het tweede lid, gelast de voorzitter een vooronderzoek, dat zich mede kan uitstrekken tot andere dan in de voordracht vermelde feiten en omstandigheden. De voorzitter draagt het vooronderzoek op aan een of meer leden of plaatsvervangende leden of aan de secretaris van het regionale tuchtcollege. Degene die het vooronderzoek verricht stelt degene op wie de voordracht betrekking heeft, en de inspecteur die de voordracht heeft gedaan, in de gelegenheid door hem te worden gehoord. Hij kan voorts getuigen en deskundigen horen; ten aanzien van de getuigen en deskundigen is artikel 68 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oproeping, het verzoek tot dagvaarding en het doen afleggen van de eed of belofte geschieden door degene die het vooronderzoek verricht. Van de uitkomsten van het vooronderzoek wordt aan de inspecteur mededeling gedaan voordat de zaak ter rechtszitting in behandeling wordt genomen. Artikel 66, derde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
7.
Het vooronderzoek wordt gesloten met verwijzing naar een rechtszitting.
8.
Degene op wie de voordracht betrekking heeft, en de inspecteur die de voordracht heeft gedaan, worden in de gelegenheid gesteld de behandeling van de zaak ter rechtszitting bij te wonen en tijdens de behandeling te worden gehoord. Zij worden gedurende een termijn van tenminste zes dagen in de gelegenheid gesteld van de processtukken kennis te nemen. De laatste dag van deze termijn ligt tenminste acht dagen vóór de aanvang van het onderzoek ter rechtszitting.
9.
Ten aanzien van de getuigen en deskundigen is artikel 68 van overeenkomstige toepassing.
10.
Tijdens de behandeling van een zaak ter rechtszitting kan het regionale tuchtcollege een of meer leden, plaatsvervangende leden of de secretaris opdragen alsnog een aanvullend vooronderzoek in te stellen. Het vierde lid is te dezen van overeenkomstige toepassing. Het aanvullende vooronderzoek wordt gesloten door de zaak wederom naar een rechtszitting te verwijzen.
11.
Het regionale tuchtcollege kan, indien het termen daartoe aanwezig acht, de betrokkene schriftelijk aanzeggen dat het belang van de zaak vordert dat hij zijn medewerking verleent aan een te zijnen aanzien door of vanwege een of meer artsen of gezondheidszorgpsychologen, door het regionale tuchtcollege hiertoe als deskundigen aangewezen, uit te voeren geneeskundig onderzoek. De kosten van het onderzoek komen ten laste van de Staat. Indien de betrokkene de van hem verlangde medewerking geheel of gedeeltelijk onthoudt, kan het regionale tuchtcollege bij zijn op de voordracht te geven beslissing deze omstandigheid in zijn overwegingen betrekken.
12.
Zolang het regionale tuchtcollege zijn onderzoek van de zaak ter rechtszitting niet heeft beëindigd, kan de inspecteur de door hem gedane voordracht intrekken, in welk geval de behandeling van de zaak wordt gestaakt, tenzij degene op wie de voordracht betrekking heeft schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling te verlangen.
Evenzo kan de inspecteur zijn voordracht zo nodig nog wijzigen of aanvullen. In zodanig geval wordt aan degene op wie de voordracht betrekking heeft, een afschrift van de aldus herziene voordracht verstrekt en wordt deze in de gelegenheid gesteld alsnog te worden gehoord.
Indien degene op wie de voordracht betrekking heeft, overlijdt, wordt de behandeling van de zaak gestaakt.
13.
Binnen twee maanden na sluiting van het onderzoek ter rechtszitting wordt de eindbeslissing van het regionale tuchtcollege uitgesproken. De eindbeslissing strekt hetzij tot het opleggen van een der in artikel 80, eerste lid, omschreven maatregelen, hetzij tot het afwijzen van de voordracht. Zij is met redenen omkleed en wordt op schrift gesteld. Bij de keuze van de op te leggen maatregel kan het regionale tuchtcollege afwijken van hetgeen in de voordracht werd voorgesteld, met dien verstande dat de in artikel 80, eerste lid, onder c, omschreven maatregel niet dan in overeenstemming met de voordracht kan worden opgelegd.
14.
Ten aanzien van de behandeling van de zaak ter rechtszitting en het uitspreken van de beslissing is artikel 70, eerste, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing. Een beslissing, strekkende tot het opleggen van een der in artikel 80, eerste lid, omschreven maatregelen, wordt in het openbaar uitgesproken. Ten aanzien van een beslissing, strekkende tot het afwijzen van de voordracht, kan het regionale tuchtcollege om redenen, aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat zij in het openbaar wordt uitgesproken, met dien verstande dat zodanige beslissing in elk geval in het openbaar wordt uitgesproken indien de zaak in een openbare rechtszitting is behandeld.
15.
Van de eindbeslissing van het regionale tuchtcollege wordt binnen een week na de uitspraak daarvan, een afschrift gezonden aan:
- a.
degene op wie de voordracht betrekking heeft;
- b.
de inspecteur die de voordracht heeft gedaan;
- c.
de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, die daartoe bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen;
- d.
de secretaris van het centrale tuchtcollege;
- e.
Onze Minister, ingeval de beslissing strekt tot het opleggen van een der in artikel 80, eerste lid, omschreven maatregelen;
- f.
Onze Minister van Defensie, ingeval de beslissing betrekking heeft op een persoon die militair is.