Einde inhoudsopgave
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
In werking getreden voor de zeehavengebieden Delfzijl-Eemshaven, Den Helder-Harlingen-Terschelling, Amsterdam-IJmond, Rotterdam-Rijnmond-Zuid-Holland-achterland en Scheveningen.
- Bronpublicatie:
05-02-2020, Stb. 2020, 79 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35248)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Toepassing van de artikelen 4, 10, vierde lid, 11 en 12 kan, behoudens het bepaalde in het tweede lid, slechts geschieden in het belang van:
- a.
het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;
- b.
het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
- c.
het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen,
- d.
het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico's in verband met schepen,
- e.
het voorkomen of beperken van verontreiniging door schepen.
2.
Toepassing van artikel 4 ten behoeve van een in het eerste lid genoemd belang kan mede geschieden in het belang van het voorkomen of beperken van:
- a.
hinder of gevaar door het scheepvaartverkeer voor personen die zich anders dan op een schip te water bevinden;
- b.
schade door het scheepvaartverkeer aan de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van een gebied waarin scheepvaartwegen zijn gelegen.