Einde inhoudsopgave
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Artikel 133 Bedrag van de uitkering
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2022, Stb. 2022, 262 (uitgifte: 28-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de laatstelijk als lid van gedeputeerde staten genoten bezoldiging.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder laatstelijk genoten bezoldiging verstaan de bezoldiging, waarop de belanghebbende op de dag voorafgaande aan de dag, waarop hij heeft opgehouden lid van gedeputeerde staten te zijn, aanspraak had of bij waarneming van zijn ambt zou hebben gehad.
3.
Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen, wordt de in het eerste lid bedoelde laatstelijk genoten bezoldiging voor de toepassing van dat lid met ingang van het tijdstip van ingang van die wijziging door Onze Minister overeenkomstig de wijziging aangepast.