Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
Artikel 48
Geldend
Geldend van 30-12-2019 tot 10-07-2027
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 30-06-2021.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2177)
- Inwerkingtreding
30-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2177)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten verlangen van de bevoegde autoriteiten dat zij effectief toezien op de naleving van deze richtlijn en dat zij de nodige maatregelen nemen om die naleving te waarborgen.
1 bis.
Om een doeltreffende samenwerking, en met name de uitwisseling van informatie, te vergemakkelijken en te bevorderen, verstrekken de lidstaten aan de Commissie de lijst van bevoegde autoriteiten van de in artikel 2, lid 1, opgesomde meldingsplichtige entiteiten, met hun contactgegevens. De lidstaten zorgen ervoor dat de aan de Commissie verstrekte informatie up-to-date blijft.
De Commissie publiceert een register van deze autoriteiten en hun contactgegevens op haar website. De autoriteiten in het register fungeren, binnen de grenzen van hun bevoegdheden, als aanspreekpunt voor hun tegenhangers in de andere lidstaten. De financiële toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten fungeren ook als aanspreekpunt voor de EBA.
Om de adequate handhaving van deze richtlijn te waarborgen, verlangen de lidstaten dat alle meldingsplichtige entiteiten aan adequaat toezicht worden onderworpen, met inbegrip van de bevoegdheid om toezicht ter plaatse en op afstand uit te oefenen, en nemen zij passende en evenredige administratieve maatregelen om bij inbreuken de situatie te verhelpen.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten beschikken over adequate bevoegdheden, met inbegrip van de bevoegdheid om het verstrekken van elke informatie die van belang is voor het toezicht op de naleving en het uitvoeren van controles af te dwingen, alsook over toereikende financiële, personele en technische middelen om hun taken te vervullen. De lidstaten zorgen ervoor dat het personeel van die autoriteiten zeer integer is en over de nodige vaardigheden beschikt en dat het hoge professionele normen, daaronder begrepen normen inzake vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en normen inzake belangenconflicten, handhaaft.
3.
In het geval van kredietinstellingen, financiële instellingen en aanbieders van kansspeldiensten hebben de bevoegde autoriteiten versterkte toezichthoudende bevoegdheden.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de meldingsplichtige entiteit vestigingen exploiteert, erop toezien dat die vestigingen de nationale bepalingen van die lidstaat ter omzetting van deze richtlijn naleven.
In het geval van kredietinstellingen en financiële instellingen die deel uitmaken van een groep, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar een moederonderneming is gevestigd, voor de in de eerste alinea genoemde doeleinden samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de tot de groep behorende vestigingen zijn gevestigd.
In het geval van de in artikel 45, lid 9, bedoelde vestigingen, kan het in de eerste alinea van dit lid bedoelde toezicht mede bestaan in het nemen van passende en evenredige maatregelen om ernstige gebreken die onmiddellijke maatregelen vereisen, aan te pakken. Die maatregelen zijn van tijdelijke aard en worden beëindigd wanneer de gebreken zijn aangepakt, onder meer met de hulp van of in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de meldingsplichtige entiteit, overeenkomstig artikel 45, lid 2.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de meldingsplichtige entiteit vestigingen exploiteert, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de meldingsplichtige entiteit haar hoofdkantoor heeft, om een doeltreffend toezicht op de naleving van de voorschriften van deze richtlijn te waarborgen.
In het geval van kredietinstellingen en financiële instellingen die deel uitmaken van een groep, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar een moederonderneming is gevestigd, toezicht houden op de effectieve uitvoering van de op groepsniveau geldende gedragslijnen en procedures als bedoeld in artikel 45, lid 1. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar tot de groep behorende kredietinstellingen en financiële instellingen zijn gevestigd, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de moederonderneming is gevestigd.
6.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het toepassen van een op risico gebaseerde aanpak van het toezicht:
- a)
een helder inzicht hebben in het in hun lidstaat aanwezige witwasrisico en risico van terrorismefinanciering;
- b)
ter plaatse en op afstand toegang hebben tot alle relevante informatie betreffende de specifieke binnenlandse en internationale risico's die verband houden met de cliënten, producten en diensten van de meldingsplichtige entiteiten, en
- c)
de frequentie en intensiteit van het toezicht ter plaatse en op afstand bepalen op grond van het risicoprofiel van de meldingsplichtige entiteiten en op het witwasrisico en risico van terrorismefinanciering in die lidstaat.
7.
De beoordeling van het risicoprofiel van meldingsplichtige entiteiten inzake witwassen en terrorismefinanciering, daaronder begrepen de risico's inzake niet-naleving, wordt periodiek herbekeken, alsmede wanneer er belangrijke gebeurtenissen of ontwikkelingen inzake hun management en hun bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden.
8.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten rekening houden met de mate van beslissingsvrijheid die aan de meldingsplichtige entiteit wordt gelaten en herbezien op passende wijze de risicobeoordelingen die aan deze beslissingsruimte ten grondslag liggen, alsmede de toereikendheid en toepassing van haar interne gedragslijnen, controles en procedures.
9.
In het geval van de in artikel 2, lid 1, punt 3), onder a), b) en d), bedoelde meldingsplichtige entiteiten kunnen de lidstaten toestaan dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde taken worden verricht door zelfregulerende organen, mits deze organen lid 2 van dit artikel naleven.
10.
Uiterlijk op 26 juni 2017 geven de ESA’s overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren die gericht zijn tot de bevoegde autoriteiten betreffende de kenmerken van een risicogebaseerde aanpak van het toezicht en de maatregelen die moeten worden genomen bij risicogebaseerd toezicht. Vanaf 1 januari 2020 geeft de EBA, waar passend, dergelijke richtsnoeren. Er wordt specifiek rekening gehouden met de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit, en indien passend en evenredig wordt in specifieke maatregelen voorzien.